6. Les carcasses, parties de carcasses et les abats définitivement reconnus ou déclarés impropres à la consommation humaine ou déclarés nuisibles doivent, si nécessaire, être mis hors d’usage en présence et suivant les instructions du vétérinaire officiel, par l’exploitant de l’abattoir.
6. Karkassen, delen van karkassen en slachtafval die definitief ongeschikt voor de menselijke voeding worden bevonden of verklaard of schadelijk worden verklaard, moeten, zo nodig in aanwezigheid en volgens instructie van de officiële dierenarts, onbruikbaar worden gemaakt door de exploitant van het slachthuis.