Aux termes de l’annexe III, section IX, chapitre I, partie II, sous-partie B, point 1 b), du règlement (CE) n o 853/2004, le lait de chaque animal doit être «contrôlé par la personne chargée de la traite ou à l’aide d’une méthode permettant d’atteindre des résultats similaires, en vue de la détection de caractéristiques organoleptiques ou physicochimiques anormales».
Bijlage III, sectie IX, hoofdstuk I, deel II, onder B, punt 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 853/2004 bepaalt dat “de melk van elk dier op de aanwezigheid van abnormale organoleptische of fysisch-chemische eigenschappen wordt gecontroleerd, hetzij door de melker, hetzij op een wijze die gelijkwaardige resultaten oplevert”.