Les concentrations dans l'humeur aqueuse, le lait maternel, le liquide céphalo-rachidien, les liquides de l'oreille moyenne, le liquide synovial et interstitiel sont suffisantes pour exercer une activité antibactérienne.
De concentratie in oogkamerwater, moedermelk, liquor cerebrospinalis, middenoorvocht, synoviale en interstitiële vloeistof zijn voldoende voor een antibacteriële activiteit.