Si on examine les études radiologiques reprises dans la publication de l’IARC déjà citée (table 67 pp 276-277), qui comparent les travailleurs produisant /utilisant de la fibre de verre, de la laine de roche et du laitier, avec les producteurs/utilisateurs de fibres céramiques, on note que malgré une absence de manifestations convaincantes de pneumoconiose, quelle que soit la dose cumulée d’exposition, seule l’exposition aux fibres céramiques entraîne la mise en évidence de plaques pleurales (cfr également IARC, table 69 pp 280-281).
Uit de radiologische studies die in de reeds vermelde publicatie van het IARC (tabel 67 blz. 276-277) zijn opgenomen - waarin werknemers die glaswol, rotswol en slakkenwol produceren/gebruiken met de producenten/gebruikers van keramische vezels worden vergeleken – blijkt dat, ondanks het feit dat er geen overtuigende symptomen zijn van pneumoconiose, hoe groot de gecumuleerde blootstellingsdosis ook moge zijn, enkel de blootstelling aan keramische vezels tot het identificeren van pleurale plaques leidt (zie ook IARC, tabel 69 blz. 280-281).