La décision du conseiller en prévention-médecin du travail, qui tient compte de la fonction ou de l’activité exercée, doit se fonder sur l’aptitude ou l’inaptitude du travailleur à effectuer son travail, au moment où l’examen a lieu.
De beslissing van de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer, die rekening houdt met de uitgevoerde functie of activiteit, moet steunen op de geschiktheid of ongeschiktheid van de werknemer om zijn werk uit te voeren, op het ogenblik dat het onderzoek plaats vindt.