Il s’agit d’un processus, habituellement décomposé en dimensions : l’épuisement émotionnel (manque de motivation et d’enthousiasme au travail et sensation que tout est insurmontable), la dépersonnalisation (attitude impersonnelle, détachée, voire cynique) et un sentiment d’accomplissement personnel réduit (perte d’estime de soi, sentiment d’inutilité et d’incompétence).
Het is een proces dat gewoonlijk wordt onderverdeeld in verschillende dimensies: emotionele uitputting (gebrek aan motivatie en enthousiasme voor het werk en een gevoel dat alles onoverkomelijk is), depersonalisatie (onpersoonlijke, afstandelijke houding, cynische kijk) en een gevoel van verminderde persoonlijke verwezenlijking (gebrek aan zelfachting, gevoel van nutteloosheid en van incompetentie).