Le Conseil proposait alors que ces substances soient ajoutées aux denrées alimentaires dans des limites de concentration s’élevant à 15 % de ces valeurs pour l’apport minimal et à 150 % pour l’apport maximal, ce qui, en pratique donnait des apports complémentaires journaliers autorisés entre 0,375 et 3,75 mg de lycopène et 0,3 à 3 mg de lutéine.
De Raad stelde toen voor deze stoffen binnen de volgende concentratielimieten aan voedingsmiddelen toe te voegen: 15 % van deze waarden voor de minimale inname en 150 % voor de maximale inname. Dit stemt in de praktijk overeen met de toegelaten dagelijkse bijkomende innamen tussen 0,375 en 3,75 mg voor lycopeen en van 0,3 tot 3 mg voor luteïne.