A partir de l’exercice 1980, une condition nouvelle est fixée dans le chef des personnes à charge (à l’exception des enfants) : celles-ci ne peuvent bénéficier de revenus (professionnels ou de remplacement) dont le montant annuel brut excède un certain plafond de revenus, qui correspondait à l’origine, au montant minimum de la cotisation due par le travailleur indépendant à titre complémentaire (ce montant s’élevait à 44.132 BEF par an).
Vanaf het kalenderjaar 1980 is een nieuwe voorwaarde vastgesteld voor de personen ten laste (met uitzondering van de kinderen) : zij mogen geen inkomen genieten (beroeps- of vervangingsinkomen) waarvan het jaarlijkse brutobedrag een bepaalde inkomensgrens overschrijdt; die inkomensgrens stemde in het begin overeen met het minimumbedrag van de bijdrage die de zelfstandige in bijberoep verschuldigd was (dat bedrag beliep 44.132 BEF per jaar).