Un syndrome de sevrage survient à l'arrêt du traitement prolongé et est caractérisé par les signes suivants : Augmentation anormale du diamètre de la pupille, larmoiement, rhinorrhée, éternuement, tremblements des muscles, faiblesse, sudation, anxiété, irritabilité, insomnie, nausées, vomissements, diarrhée, déshydratation, hémoconcentration et leucocytose, crampes abdominales et musculaires, troubles du cœur, température trop haute, tension trop haute.
Bij het stopzetten van een langdurige behandeling doet zich een dervingsyndroom voor dat door de volgende tekenen gekenmerkt wordt: abnormale verwijding van de pupil, tranende ogen, rhinorrhoea, niezen, spierschokjes, zwakheid, transpiratie, angstigheid, irriteerbaarheid, slapeloosheid, misselijkheid, braken, diarree, uitdroging, hemoconcentratie en leucocytose, buik- en spierkrampen, hartstoornissen, te hoge temperatuur en te hoge bloeddruk.