Chez les patients présentant un syndrome myélodysplasique, le traitement par le lénalidomide en monothérapie est également associé à un risque de thrombo-embolie veineuse (essentiellement thrombose veineuse profonde et embolie pulmonaire), mais le risque est plus faible que chez les patients atteints d’un myélome multiple (voir rubriques 4.5 et 4.8).
Bij patiënten met een myelodysplastisch syndroom werd behandeling met lenalidomide als monotherapie ook geassocieerd met een risico op veneuze trombo-embolische voorvallen (voornamelijk diep-veneuze trombose en longembolie), maar in mindere mate dan bij patiënten met multipel myeloom – zie rubrieken 4.5 en 4.8.