Traduction de «niveau des cellules mononucléées du sang » (Français → Néerlandais) :

Aux doses de 15 mg ou plus, 32 des 34 patients (94 %) ont démontré une réduction ≥ 50 % de l’activité de phosphorylation CRKL, un biomarqueur de l’inhibition de la BCR-ABL, au niveau des cellules mononucléées du sang périphérique.
Bij doses van 15 mg of hoger vertoonden 32 van de 34 patiënten (94%) een ≥50% afname van CRKL-fosforylering, een biologische marker voor BCR-ABL-remming, in perifere mononucleaire bloedcellen.

Lors des études in vitro, l’emtricitabine n’a pas fait preuve de cytotoxicité vis-à-vis des cellules mononucléées du sang périphérique (CMSP), des lignées cellulaires établies de lymphocytes et de monocytes-macrophages ou des cellules souches de la moelle osseuse.
Emtricitabine vertoonde in vitro geen cytotoxiciteit voor perifere mononucleaire bloedcellen (PBMC’s), conventionele lymfocyt- en monocyt-macrofaagcellijnen of beenmergstamcellen.

L’activité antivirale de l’emtricitabine contre les isolats cliniques et de laboratoire du VIH-1 a été évaluée sur des lignées de cellules lymphoblastoïdes, sur la lignée cellulaire MAGI-CCR5 et sur les cellules mononucléées du sang périphérique. Les valeurs de concentration efficace à 50 % (CE 50 ) pour l’emtricitabine étaient comprises entre 0,0013 et 0,64 µM.
De antivirale werking van emtricitabine tegen laboratoriumisolaten en klinische isolaten van HIV-1 werd onderzocht in lymfoblastoïde cellijnen, de MAGI-CCR5-cellijn en mononucleaire cellen uit

Cinétique du dFdCTP Ce métabolite est décelé dans les cellules mononucléées du sang périphérique et les informations ci-après se rapportent à ces cellules.
Kinetiek van dFdCTP Deze metaboliet kan worden aangetroffen in mononucleaire cellen uit het perifere bloed; de onderstaande informatie verwijst naar deze cellen.

Pharmacocinétique intracellulaire : dans une étude clinique, la demi-vie intracellulaire de l’emtricitabine-triphosphate dans les cellules mononucléées du sang périphérique (CMSP) a été de 39 heures.
Intracellulaire farmacokinetiek: In een klinisch onderzoek was de intracellulaire halfwaardetijd van emtricitabine-trifosfaat in perifere mononucleaire bloedcellen 39 uur.

L’incubation de cellules mononucléées du sang périphérique infecté par le HIV, pendant 3 heures dans du glycérol à 70 % à une température de 37°C et pendant 3 heures dans du glycérol à 85 %, a provoqué une inactivation complète du HIV-1, mesurée par la quantification du HIV dans le supernatant et la détermination du taux de RT.
Incubatie van HIV-geïnfecteerde perifeer bloed mononucleairen gedurende 3 uren in glycerol 70 % op 37°C, en gedurende 3 uren in glycerol 85 % leidde tot een complete inactivatie van HIV-1, gemeten door kwantificatie van HIV in supernatans en bepaling van RT levels.

Pharmacocinétique intracellulaire Dans les cellules mononucléées humaines du sang périphérique (CMSP) non prolifératives, la demivie du ténofovir diphosphate est d’environ 50 heures, alors qu’elle est de 10 heures dans les CMSP stimulées par la phytohémagglutinine.
Intracellulaire farmacokinetiek In non-proliferatieve menselijke perifere mononucleaire bloedcellen (PBMC’s) werd een halfwaardetijd van tenofovirdifosfaat aangetoond van ca. 50 uur, terwijl in met fytohemagglutinine gestimuleerde PBMC’s een halfwaardetijd aangetoond werd van ca. 10 uur.

Le ténofovir diphosphate a une demi-vie intracellulaire de 10 heures dans les cellules mononucléées du sang périphérique (CMSP) activées et de 50 heures dans les CMSP non activées.
Tenofovirdifosfaat heeft een intracellulaire halfwaardetijd van 10 uur in geactiveerde en van 50 uur in rustende perifere mononucleaire bloedcellen (PBMC’s).

Les causes de ce pronostic sévère ne sont pas encore clairement connues, mais une anomalie spécifique a été identifiée au niveau des cellules souches hématopoïétiques de ces patients (cellules souches qui régénèrent le sang).
Waarom dat zo is, is nog niet helemaal begrepen. Er werd bij ETP-ALL patiënten wel al een specifieke afwijking ter hoogte van de hematopoëtische stamcellen (stamcellen die het bloed vormen) ontdekt.

- Même si les cellules de SC diffèrent de celles prélevées chez l’adulte au niveau de la MO ou du sang dans la mesure où elles sont " naïves" sur le plan immunologique, il s’agit bien de cellules matures, ce qui signifie qu’elles n’ont pas le potentiel de différenciation pluripotent des cellules embryonnaires.
- NB-cellen verschillen weliswaar van cellen die uit volwassen BM of bloed worden verkregen in die zin dat ze op immunologisch vlak “naïef" zijn. Toch blijft het een feit dat het gaat om rijpe cellen die niet meer het pluripotente differentiatiepotentieel van embryonale cellen hebben.