Vertaling van "non une partie " (Frans → Nederlands) :

TERMINOLOGIE

Tumeur maligne de la langue, parties autres et non précisées
maligne neoplasma van overige en niet-gespecificeerde delen van tong

Mélanome malin de la face, parties autres et non précisées
maligne melanoom van overige en niet-gespecificeerde delen van aangezicht

Peau de la face, parties autres et non précisées
huid van overige en niet-gespecificeerde delen van aangezicht

Tumeur maligne de l'utérus, partie non précisée
maligne neoplasma van uterus, deel niet-gespecificeerd

Voies respiratoires supérieures, partie non précisée
bovenste deel van tractus respiratorius, lokalisatie niet-gespecificeerd

Médiastin, partie non précisée
mediastinum, deel niet-gespecificeerd

Tumeur maligne de la bouche, parties autres et non précisées
maligne neoplasma van overige en niet-gespecificeerde delen van mond

Lésion à localisations contiguës de la bouche, parties autres et non précisées [voir note 5 au début de ce chapitre]
neoplasma met overlappende lokalisatie van overige en niet-gespecificeerde delen van mond

Tractus intestinal, partie non précisée
tractus intestinalis, deel niet-gespecificeerd

Tumeur maligne secondaire de parties du système nerveux, autres et non précisées
secundair maligne neoplasma van overige en niet-gespecificeerde delen van zenuwstelsel

IN-CONTEXT TRANSLATIONS

INAMI : objectifs et structure . re Partie, VI, 1 Incapacité de travail Incapacité de travail : fonctionnaires . e Partie, II, 3 Incapacité de travail : indépendants . e Partie, II, 2 Incapacité de travail : certificat de déclaration . e Partie, III, 1 Incapacité de travail : contestation . e Partie, V Incapacité de travail en cas d’accident ou de tiers responsable . e Partie, VI Incapacité de travail et activité autorisée . e Partie, II, 1 et 2 Incapacité de travail et travail non autorisé . e Partie, II, 1 et 2 Incapacité de travail : expert . e Partie, VI, 2 Incapacité de travail primaire . e Partie, I Incapacité de travail : responsabilité médico-administrative . e Partie, IV Incapacité de travail : rôle du médecin généraliste . e Partie, VI, 3 Incapacité de travail : salariés . e Partie, II, 1 Incapacité de travail : définitions . e Partie, I Incapacité de travail : délai de déclaration . e Partie, III, 2 Indépendants . e Partie, II, 2 et III, 1 Indicateurs : de bonne pratique médicale . re Partie, V, 1 et 3 e Partie, VI, 5 Internet : site de l’INAMI . e Partie, II Intervention majorée de l’assurance . e Partie, III, 2 Invalidité . e Partie, I
G Geneeskundige Raad voor de Invaliditeit (GRI): Hoge & gewestelijke Commissie . e Deel, IV, 2 Gecoördineerde wet van 14 juli 1994 (GVU-wet) . e Deel, V, 1 Geneesmiddelen Geneesmiddelen: kopieën . e Deel, VI, 5 Geneesmiddelen: voorschrijfbeperkingen . e Deel, VI, 5 Geneesmiddelen: controle a posteriori . e Deel, VI, 5 Geneesmiddelen: generische . e Deel, VI, 5 Geneesmiddelen: goedkope . e Deel, VI, 5 Geneesmiddelen: na aanvraag bij adviserend geneesheer . e Deel, VI, 5 Geneesmiddelen: op stofnaam . e Deel, VI, 5 Geneesmiddelen: originelen . e Deel, VI, 5 Geneesmiddelenvoorschrift . e Deel, VI, 1 en 4 Getuigschriften Getuigschriften: vragen . e Deel, V, 8 Getuigschriften: opmaken . e Deel, V, 1 Getuigschriften: verzamel . e Deel, V, 5 Getuigschriften: bij vennootschappen/associaties . e Deel, V, 4 Getuigschriften: lenen . e Deel, V, 7 Getuigschriften: levering . e Deel, V, 9 Gewaarborgd loon . e Deel, III, 2 Globaal medisch dossier (GMD) . e Deel, V

Conseils . e Partie, IV, 1 Consultations . e Partie, IV, 1 Contacts patients . re Partie, II, 3 Continuité des soins . re Partie, II, 3 Contrôle par le SECM . re Partie, VI, 2 Convention : voir Accord Couverture de soins non médicaux . e Partie, I, 5 Crédit points . re Partie, IV, 2
C Centrale inning erelonen . e Deel, VIII, 1 Comité voor evaluatie medische praktijk inzake geneesmiddelen . e Deel, V, 1 Commissie Tegemoetkoming Geneesmiddelen . e Deel, V, 1 Competenties beperkingen . e Deel, III Continuïteit der zorgen . e Deel, II, 3 Controle door DGEC . e Deel, VI, 2 Controlearts gewaarborgd loon . e Deel, IV, 1 en V, 1 Conventie: zie Akkoord Credit points . e Deel, IV, 2

De plus, les conditions de garantie sont modifiées : 10 ans de garantie totale à 100% pour les parties implantables, 3 ans de garantie totale à 100% pour le corps principal de la partie non implantable (processeur et boîtier de pile) pour les bénéficiaires de moins de 8 ans et 5 ans de garantie totale à 100% pour le corps principal de la partie non implantable (processeur et boîtier de pile) pour les bénéficiaires à partir de leur 8 ième anniversaire.
Bovendien worden de garantievoorwaarden aangepast: 10 jaar volledige garantie aan 100% voor de te implanteren delen, 3 jaar volledige garantie aan 100% voor het belangrijkste deel van het niet te implanteren deel (processor en batterijhouder) voor rechthebbenden minder dan 8 jaar en 5 jaar volledige garantie aan 100% voor het belangrijkste deel van het niet te implanteren deel (processor en batterijhouder) voor rechthebbenden vanaf hun 8 ste verjaardag.

Dès lors, en considérant que “l’objet de la contestation portait (..) sur la décision fixant au 13 mars 2006 la date de la fin de l’incapacité ; (qu’) il s’agissait pour le juge de déterminer l’existence ou non d’une incapacité de travail (du défendeur) à la date litigieuse du 13 mars 2006 (et que, par) son dispositif, le premier juge a strictement tranché la contestation qui lui était soumise (dans la mesure où) aucune des parties n’a conclu en première instance, (qu’) aucune des parties n’a demandé au premier juge de se prononcer également sur la période subséquente”, et qu’“après dépôt du rapport d’expertise, (le défendeur) n’a pas demandé qu’il soit statué pour toute la période du 13 mars 2006 au 1 er octobre 2007”, et en énonçant encore que “le fait que l’expert ait examiné la capacité de travail non seulement à la date litigieuse mais également ensuite, jusqu’au dépôt de son rapport (.), n’a pas pour effet de saisir le juge d’une contestation plus ample que celle qui lui est soumise par les parties”, pour décider en conséquence qu’“en déclarant entériner le rapport d’expertise tout en concluant que (le défendeur) était en incapacité de travail à partir du 13 mars 2006, le premier juge a correctement tranché la contestation qui lui était soumise, sans qu’il puisse être constaté de contradiction dans son raisonnement”, l’arrêt n’est pas légalement justifié.
Het arrest, dat beslist dat “het geschil () betrekking had op de beslissing die de einddatum van de arbeidsongeschiktheid vaststelde op 13 maart 2006; (dat) de rechter moest bepalen of (de verweerder) op de betwiste datum van 13 maart 2006 al dan niet arbeidsongeschikt was (en dat) de eerste rechter in zijn dictum uitspraak heeft gedaan binnen de grenzen van het hem voorgelegde geschil, (in zoverre) geen van de partijen in eerste aanleg conclusie heeft genomen; (dat) geen van de partijen de eerste rechter heeft gevraagd om ook over de daaropvolgende periode uitspraak te doen”, en dat “(de eiser), na de neerlegging van het deskundigenverslag, niet gevraagd heeft om uitspraak te doen over de gehele periode van 13 maart 2006 tot 1 oktober 2007”, en daarenboven vermeldt dat “het feit dat de deskundige de arbeidsongeschiktheid niet alleen onderzocht heeft op de litigieuze datum maar ook daarna, tot aan de neerlegging van zijn verslag (.), niet tot gevolg heeft dat het geschil dat bij de rechter aanhangig wordt gemaakt, ruimer is dan dat welk de partijen hem hebben voorgelegd”, en bijgevolg beslist dat “de eerste rechter, die het deskundigenverslag goedkeurt maar tegelijkertijd concludeert dat (de verweerder) arbeidsongeschikt was vanaf 13 maart 2006, het hem voorgelegd geschil correct heeft beoordeeld, zonder dat kan worden vastgesteld dat zijn gedachtegang tegenstrijdig was”, is niet naar recht verantwoord.

que la procédure à laquelle est confronté le requérant n'est pas celle de l'article 164 de la loi coordonnée ; que la procédure actuelle aboutira à la récupération d'un indu au profit de l'INAMI et non au profit des organismes assureurs ; qu'il est erroné de soutenir que les organismes assureurs ont un intérêt direct ou indirect à la cause et que la présence de leurs représentants met à mal l'impartialité et l'indépendance de la chambre de recours ; que la thèse du requérant est partisane ; qu'en contrepartie de la présence de représentants des organismes assureurs, les praticiens disposent de représentants en nombre égal, de sorte qu'il n'y a aucune unilatéralité du risque ; que l'arrêt de la Cour européenne des droits de l'homme du 30 octobre 1991 condamnant la participation du ministère public près la Cour de cassation au délibéré de celle-ci n'est pas applicable à l'espèce, dès lors que les représentants des organismes assureurs et des praticiens ne donnent pas de réquisition avant que la chambre de recours délibère ; que la composition et le fonctionnement des chambres de première instance et de la chambre de recours s'inscrivent dans le fonctionnement général de l'INAMI ; que l'assurance soins de santé est administrée par le Service des soins de santé, géré par un Conseil général composé de représentants de l'État, de représentants des organisations patronales et syndicales et de représentants des organismes assureurs et des dispensateurs de soins ; que ces différents groupes se retrouvent tant dans les juridictions du travail que dans les chambres de première instance et de recours ; qu'il se déduit de l'arrêt de la Cour de cassation du 2 juin 2008 que les membres présentés par les organismes assureurs siègent à titre personnel et non comme représentants de ces organismes ; que ces membres ne peuvent être révoqués que par le Roi et non par les organismes qui les ont présentés ; que l'article 145, § 2, de la loi coordonnée précise que le mandat de m ...
que la procédure à laquelle est confronté le requérant n’est pas celle de l’article 164 de la loi coordonnée ; que la procédure actuelle aboutira à la récupération d’un indu au profit de l’INAMI et non au profit des organismes assureurs ; qu’il est erroné de soutenir que les organismes assureurs ont un intérêt direct ou indirect à la cause et que la présence de leurs représentants met à mal l’impartialité et l’indépendance de la chambre de recours ; que la thèse du requérant est partisane ; qu’en contrepartie de la présence de représentants des organismes assureurs, les praticiens disposent de représentants en nombre égal, de sorte qu’il n’y a aucune unilatéralité du risque ; que l’arrêt de la Cour européenne des droits de l’homme du 30 octobre 1991 condamnant la participation du ministère public près la Cour de cassation au délibéré de celle-ci n’est pas applicable à l’espèce, dès lors que les représentants des organismes assureurs et des praticiens ne donnent pas de réquisition avant que la chambre de recours délibère ; que la composition et le fonctionnement des chambres de première instance et de la chambre de recours s’inscrivent dans le fonctionnement général de l’INAMI ; que l’assurance soins de santé est administrée par le Service des soins de santé, géré par un conseil général composé de représentants de l’État, de représentants des organisations patronales et syndicales et de représentants des organismes assureurs et des dispensateurs de soins ; que ces différents groupes se retrouvent tant dans les juridictions du travail que dans les chambres de première instance et de recours ; qu’il se déduit de l’arrêt de la Cour de cassation du 2 juin 2008 que les membres présentés par les organismes assureurs siègent à titre personnel et non comme représentants de ces organismes ; que ces membres ne peuvent être révoqués que parle Roi et non par les organismes qui les ont présentés ; que l’article 145, § 2, de la loi coordonnée précise que le mandat de me ...

C. et R. sont engagés dans les liens d'un contrat de travail avec les organismes assureurs qui les emploient ; que la loi garantit une certaine forme d'inamovibilité à ces désignations ; que cependant ces médecins étant liés par un contrat de travail avec un organisme assureur justifie conformément à l'arrêt de la Cour européenne du 24 septembre 2003 précité, qu'il faille les récuser dans le cadre d'un litige auquel leur employeur est partie ; que toutefois, les organismes assureurs qui emploient les docteurs C. et R. ne sont pas parties au litige porté devant la chambre de recours ; qu'en effet, d'une part, ce litige se meut entre le Service d'évaluation et de contrôle médicaux de l'INAMI et le requérant ; que d'autre part, les organismes assureurs qui les emploient ne sont pas directement intéressés au litige porté devant la chambre de recours ; qu'il ressort, en effet, du libellé de l'article 146, § 2, alinéa 2, in fine, et de l'article 164, alinéa 1 er , de la loi coordonnée du 14 juillet 1994 que ces dispositions s'appliquent sans préjudice du régime prévu par son article 142, § 1 er`, à savoir celui de la poursuite par le SECM et le jugement par les chambres juridictionnelles, qui est celui dans lequel se meut le litige opposant le requérant et la partie adverse devant la chambre de recours ; que l'article 142 de la loi coordonnée ne prévoit pas que le remboursement est effectué au profit des organismes assureurs ; qu'au contraire, l'article 191 de cette loi prévoit que le produit des amendes administratives ou remboursements visés aux articles 142 et 143 de la loi et des remboursements volontaires visés à l'article 146 constituent des ressources de l'assurance, mais non des ressources des organismes assureurs ; que la circonstance que les organismes assureurs voient une partie de leur financement varier en fonction d'un éventuel surplus budgétaire ne constitue raisonnablement qu'un élément trop indirect pour pouvoir justifier que les organismes ass ...
C. et R. sont engagés dans les liens d’un contrat de travail avec les organismes assureurs qui les emploient ; que la loi garantit une certaine forme d’inamovibilité à ces désignations ; que cependant ces médecins étant liés par un contrat de travail avec un organisme assureur justifie conformément à l’arrêt de la Cour européenne du 24 septembre 2003 précité, qu’il faille les récuser dans le cadre d’un litige auquel leur employeur est partie ; que toutefois, les organismes assureurs qui emploient les docteurs C. et R. ne sont pas parties au litige porté devant la chambre de recours ; qu’en effet, d’une part, ce litige se meut entre le Service d’évaluation et de contrôle médicaux de l’INAMI et le requérant ; que d’autre part, les organismes assureurs qui les emploient ne sont pas directement intéressés au litige porté devant la chambre de recours ; qu’il ressort, en effet, du libellé de l’article 146, § 2, alinéa 2, in fine, et de l’article 164, alinéa 1 er , de la loi coordonnée du 14 juillet 1994 que ces dispositions s’appliquent sans préjudice du régime prévu par son article 142, § 1 er , à savoir celui de la poursuite par le SECM et le jugement par les chambres juridictionnelles, qui est celui dans lequel se meut le litige opposant le requérant et la partie adverse devant la chambre de recours ; que l’article 142 de la loi coordonnée ne prévoit pas que le remboursement est effectué au profit des organismes assureurs ; qu’au contraire, l’article 191 de cette loi prévoit que le produit des amendes administratives ou remboursements visés aux articles 142 et 143 de la loi et des remboursements volontaires visés à l’article 146 constituent des ressources de l’assurance, mais non des ressources des organismes assureurs ; que la circonstance que les organismes assureurs voient une partie de leur financement varier en fonction d’un éventuel surplus budgétaire ne constitue raisonnablement qu’un élément trop indirect pour pouvoir justifier que les organismes ass ...

La partie requérante reproche encore à la disposition attaquée, d’une part, de ne pas faire une distinction, en ce qui concerne les établissements hospitaliers, entre les médecins conventionnés et les médecins non conventionnés et, d’autre part, de s’appliquer aux seuls médecins non conventionnés consultant dans un établissement hospitalier à l’exclusion de ceux qui consultent ailleurs, en particulier dans une polyclinique qui ne fait pas partie d’un tel établissement.
De verzoekende partij verwijt de bestreden bepaling verder nog, enerzijds, geen onderscheid te maken, wat de ziekenhuisinstellingen betreft, tussen de verbonden geneesheren en de niet-verbonden geneesheren en, anderzijds, enkel te gelden voor de niet-verbonden geneesheren die raadpleging houden in een ziekenhuisinstelling, met uitsluiting van de geneesheren die elders raadpleging houden, in het bijzonder in een polikliniek die geen deel uitmaakt van een ziekenhuisinstelling.

Partie 6. Traitement des non-conformités et des produits défectueux Il est recommandé d'indiquer quelles sont les mesures possibles si une nonconformité se présente, et également de faire dans cette partie une distinction entre les non-conformités qui se rapportent à la sécurité alimentaire et celles qui concernent la qualité.
Onderdeel 6. Omgang met niet-conformiteiten - producten met afwijkingen Er wordt aangeraden op te nemen welke de mogelijke maatregelen zijn indien zich een non-conformiteit voordoet alsook in dit onderdeel een onderscheid te maken tussen non-conformiteiten die betrekking hebben op de voedselveiligheid en de nonconformiteiten die betrekking hebben op de kwaliteit.

PHNC : produits horticoles non comestibles ou production primaire végétale non comestible : production de plantes (matériel de multiplication, plants et produits finis) ou de parties de plantes qui sont mises sur le marché exclusivement pour leur valeur décorative ou pour la sylviculture et non comme produits alimentaires.
productie : productie van planten (uitgangsmateriaal, plantgoed en afgewerkt product) of delen van planten die uitsluitend op de markt worden gebracht voor hun sierwaarde en voor de bosbouw en die geen bestemming hebben als voedingsmiddel

7. Après l'inspection post mortem: a) parties impropres à la consommation humaine doivent être évacuées dès que possible de la zone propre de l'établissement; b) les viandes consignées ou déclarées impropres à la consommation humaine et les sous-produits non comestibles ne doivent pas entrer en contact avec les viandes déclarées propres à la consommation; et c) à l'exception des reins, les viscères ou parties de viscères qui n'ont pas été enlevés de la carcasse doivent être retirés, si possible, entièrement et aussi vite que possible, sauf autorisation contraire de la part de l'autorité compétente.
b) mogen voor nadere keuring aangehouden vlees, vlees dat ongeschikt voor menselijke consumptie is verklaard en niet voor consumptie geschikte bijproducten niet in contact komen met vlees dat geschikt is verklaard voor menselijke consumptie, en c) moeten ingewanden of delen van ingewanden die in het karkas blijven, met uitzondering van nieren, indien mogelijk in hun geheel, zo spoedig mogelijk worden verwijderd, tenzij door de bevoegde autoriteit anders is toegestaan.