Les États membres sont dès lors tenus de prendre les « mesures nécessaires pour encourager les dons volontaires et non rémunérés en vue de garantir que, dans toute la mesure du possible, le sang et les composants sanguins proviennent de ces dons » (art. 20, par. 1, de la directive du 27.1.2003).
De lidstaten zijn bijgevolg ertoe gehouden «vrijwillige, onbetaalde bloeddonaties [aan te moedigen], teneinde ervoor te zorgen dat bloed en bloedbestanddelen zoveel mogelijk uit dergelijke donaties afkomstig zijn» (art. 20, lid 1, van de richtlijn van 27.1.2003).