Le dentiste-examinateur devait, par élément de la dentition (1-6), utiliser les codes suivants: ‘0’ si aucune plaque n’était présente; ‘1’ en cas de détection de la plaque uniquement en raclant au moyen d’une sonde; ‘2’ en cas de plaque dentaire visible à l’œil nu à hauteur du tiers gingival de la couronne dentaire et ‘3’ en cas de plaque abondante.
De tandarts-screener diende per gebitselement (1-6) volgende codes te gebruiken: ‘0’ indien geen plaque aanwezig was; ‘1’ plaque enkel door middel van afschrapen met sonde te detecteren; ‘2’ plaque zichtbaar met blote oog ter hoogte van het gingivale derde van de tandkroon en ‘3’ voor een overvloed aan plaque.