Assumant la direction d’un organisme de défense professionnelle, il avance que les thèses de cet organisme sont en confrontation directe avec celles des organisations représentées au sein de la commission dento-mutualiste, du comité du Service du contrôle médical, de la chambre restreinte et de la commission d’appel et que ces organisations ont manifesté à son égard une “animosité certaine”.
Aangezien hij de leiding op zich neemt van een instelling voor professioneel verweer, brengt hij naar voor dat de stellingen van deze instelling in directe tegenstelling staan tot die van de organisaties die vertegenwoordigd zijn binnen de commissie van tandheelkundigen en ziekenfondsen, het comité van de Dienst voor geneeskundige controle, de beperkte kamer en de commissie van beroep en dat deze organisaties ten aanzien van hem een “zekere animositeit” getoond hebben.