La juridiction a quo demande si l’article 118, alinéa 2, de la loi précitée, combiné avec l’article 4 du chap
itre X du statut du personnel de la SNCB Holding, tel qu’il était applicable au moment des faits portés devant cet
te juridiction, est compatible avec les articles 10 et 11 de la Constitution en ce q
u’il « autorise que soit prévue l’affiliation obligatoire des bénéficiaires énumérés à l’article 3 du statut du personnel [.] à
...[+++]la Caisse des soins de santé de la SNCB Holding et, par suite, à la Caisse de solidarité sociale de la SNCB Holding ».
Het verwijzende rechtscollege vraagt of artikel 118, tweede lid, van voormelde Wet, in samenhang gelezen met artikel 4 van hoofdstuk X van het statuut van het personeel van de NMBS Holding, zoals van toepassing op het ogenblik van de feiten die voor dat rechtscollege zijn gebracht, bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre die bepaling «toestaat dat wordt voorzien in de verplichte aansluiting van de rechthebbenden opgesomd in artikel 3 van het personeelsstatuut [.] bij de Kas der geneeskundige verzorging van de NMBS Holding en dienvolgens de Kas der sociale solidariteit van de NMBS Holding».