Sur le plan déontologique, le Conseil national estime inopportun qu’un omnipraticien soit engagé, en qualité de membre du personnel, par un groupe de médecins hospitaliers, pour lui faire exécuter une partie de leurs tâches, en l’occurrence, le « travail de salle ».
Op deontologisch vlak acht de Nationale Raad het ongepast dat een algemeen geneeskundige als personeelslid in dienst wordt genomen door een groep ziekenhuisartsen met als opdracht een deel van de taken van die ziekenhuisartsen, namelijk het “zaalwerk”, uit te voeren.