Un titulaire sans charge de famille (co-habitant ou isolé) pouvait percevoir un extra plus élevé, exprimé en pourcentage du salaire au début de l’incapacité de travail, qu’un titulaire ayant charge de famille, principalement dans la période d’invalidité (deuxième année d’incapacité de travail) :
Een gerechtigde zonder gezinslast (samenwonende of alleenstaande) kon meer bijverdienen, uitgedrukt in een percentage van het loon bij de aanvang van de arbeidsongeschiktheid, dan een gerechtigde met gezinslast, en dit vooral in het tijdvak van invaliditeit (tweede jaar van arbeidsongeschiktheid) :