Art. 20 « Au cours de la période d’invalidité, le titulaire est reconnu se trouver en état d’incapacité de travail lorsqu’il est satisfait à l’article 19 et, qu’en outre, il est reconnu incapable d’exercer une quelconque activité professionnelle dont il pourrait être chargé équitablement, tenant compte notamment de sa condition, de son état de santé et de sa formation professionnelle.
Artikel 20 “In de loop van het tijdvak van invaliditeit wordt de gerechtigde geacht zich in staat van arbeidsongeschiktheid te bevinden, wanneer voldaan is aan artikel 19 en hij bovendien erkend wordt ongeschikt te zijn om het even welke beroepsbezigheid uit te oefenen die hem billijkerwijze zou kunnen worden opgelegd inzonderheid rekening houdend met zijn stand, zijn gezondheidstoestand en zijn beroepsopleiding.