Traduction de «protéines plasmatiques taux » (Français → Néerlandais) :

TERMINOLOGIE

Anomalies du métabolisme des protéines plasmatiques
stofwisselingsstoornissen van plasmaproteïne

Anomalie des protéines plasmatiques
afwijking van plasmaproteïne

Autres anomalies précisées des protéines plasmatiques
overige gespecificeerde afwijkingen van plasmaproteïnen

Autres anomalies des protéines plasmatiques
overige afwijkingen van plasmaproteïnen

plasminogène | protéine plasmatique inactive participant à la fibrinolyse en se transformant en plasmine
plasminogeen | eiwit in het bloed | dat stolling teweegbrengt

plasmatique (protéine-) | protéine contenue dans le plasma sanguin
plasmaproteïne | eiwit in het bloedplasma

TRADUCTIONS EN CONTEXTE

Tant l'acide mycophénolique que le dérivé glucuroconjugué de l’acide mycophénolique se lient fortement aux protéines plasmatiques (taux de liaison aux protéines plasmatiques de respectivement 97 % et 82 %).
Zowel mycofenolzuur als mycofenolzuurglucuronide vertoont een sterke eiwitbinding (respectievelijk 97% en 82%).

Le candésartan se lie fortement aux protéines plasmatiques (taux de liaison supérieur à 99 %).
Candesartan wordt in hoge mate aan plasma-eiwitten gebonden (meer dan 99%).

Distribution La fluoxétine se lie de manière importante aux protéines plasmatiques (taux de liaison d’env. 95 %) et se distribue largement (volume de distribution : 20 à 40 l/kg).
Fluoxetine is extensief gebonden aan plasma-eiwitten (ca. 95%) en wordt breed gedistribueerd (distributievolume: 20-40 l/kg).

Ni le lévétiracétam ni son métabolite principal ne se lient de manière significative aux protéines plasmatiques (taux de liaison < 10 %).
Noch levetiracetam, noch zijn primaire metaboliet worden in belangrijke mate gebonden aan plasmaproteïnen (< 10 %).

Lors d'association avec l'acide acétylsalicylique, phénylbutazone (modification des liaisons aux protéines plasmatiques), disulfiram (inhibition enzymatique), dérivés de la dicoumarine (biotransformation de la phénytoïne diminuée et son taux plasmatique augmenté), isoniazide, P.A.S (interférence du métabolisme hépatique), cyclosérine (interférence du métabolisme hépatique), éthosuximide (inhibition enzymatique), diazépam, acide valproïque (déplacement des liaisons avec les protéines sériques), chloramphénicol (inhibition du métabolisme hépatique), cimétidine (inhibition du métabolisme hépatique), dextropropoxyphène (biotransformation de la phénytoïne diminuée et son taux plasmatique augmenté), antidépresseurs tricycliques (biotransformation de la phénytoïne diminuée et son taux plasmatique augmenté), inhibiteurs de la mono-amine-oxydase (inhibition du métabolisme de la phénytoïne et taux plasmatique augmenté).
Bij de associatie met acetylsalicylzuur, fenylbutazone (wijziging van bindingscapaciteiten van de plasma eiwitten), disulfiram (enzymatische inhibitie), dicoumarine derivaten (verminderde biotransformatie van fenytoïne en gestegen plasmaspiegels), isoniazide, P.A.S (interferentie met levermetabolisme), cycloserine (interferentie met levermetabolisme), ethosuximide (enzymatische inhibitie), diazepam, valproïnezuur (verplaatsing van de proteïnebindingen), chloramfenicol (inhibitie van het levermetabolisme), cimetidine (inhibitie van levermetabolisme), dextropropoxyfeen (verminderde biotransformatie van fenytoïne en gestegen plasmaspiegels), tricyclische antidepressiva (verminderde biotransformatie van fenytoïne en gestegen plasmaspiegels), mono-amine-oxydase remmers (inhibitie van het fenytoïne metabolisme en gestegen plasmaspiegels).

Chez les patients traités par l'acide acétylsalicylique (modification des liaisons plasmatiques), phénylbutazone (modification des liaisons aux protéines plasmatiques), disulfiram (inhibition enzymatique), dérivés de la dicoumarine (biotransformation de la phénytoïne diminuée et son taux plasmatique augmenté), isoniazide, P.A.S (interférence du métabolisme hépatique), cyclosérine (interférence du métabolisme hépatique), éthosuximide (inhibition enzymatique), diazépam, acide valproïque (déplacement des liaisons protéiques), chloramphénicol (inhibition du métabolisme hépatique), cimétidine (inhibition du métabolisme hépatique), dextropropoxyphène (biotransformation de la phénytoïne diminuée et son taux plasmatique augmenté), antidépresseurs tricycliques (biotransformation de la phénytoïne diminuée et son taux plasmatique augmenté).
Bij de patiënten behandeld met acetylsalicylzuur (wijziging van de plasmabindingen), fenylbutazone (wijziging van de plasmaproteïnebinding), disulfiram (enzymatische inhibitie), dicoumarinederivaten (biotransformatie van de verminderde fenytoïne en van haar toegenomen plasmawaade), Isoniazide, P.A.S (interferentie van het hepatisch metabolisme), cycloserine (interferentie van het hepatisch metabolisme), ethosuxmide (enzymatische inhibitie), diazepam, valproïnezuur (veplaatsing van de eiwitbindingen), chloramphenicol (inhibitie van het hepatisch metabolisme), dextropropoxyfeen (biotransformatie van de verminderde fenytoïne en haar toegenomen plasmawaarde), tricyclische antidepressoren (biotransformatie van de verminderde fenytoïne en haar toegenomen plasmawaarde).

Liaison aux protéines plasmatiques Le taux de liaison du pramipexole aux protéines plasmatiques est très faible (< 20%) et sa biotransformation est peu importante chez l'homme.
Plasma-eiwitbinding Pramipexol heeft een zeer lage plasma-eiwitbinding (< 20%) en vertoont een geringe biotransformatie in de mens.

Chez les patients présentant une altération de la fonction rénale, l’exposition plasmatique à l’imatinib semble être supérieure à celle des patients présentant une fonction rénale normale, probablement en raison d’un taux plasmatique élevé de l’alpha-glycoprotéine acide, une protéine plasmatique liée à l’imatinib, chez ces patients.
De imatinib plasma blootstelling blijkt bij patiënten met een gestoorde nierfunctie hoger te zijn dan bij patiënten met een normale nierfunctie, waarschijnlijk als gevolg van een verhoogde alfa-zuur glycoproteïne (AGP) plasmaspiegel, een imatinib bindend eiwit, bij deze patiënten.

Il n’y a pas de diminution du taux de liaison aux protéines plasmatiques du furoate de fluticasone et du vilanterol chez des patients souffrant d’une insuffisance rénale ou hépatique.
Er was geen verlaging van de mate van in-vitro-plasma-eiwitbinding bij proefpersonen met een nier- of leverfunctiestoornis.

Le taux de liaison aux protéines plasmatiques est d’environ 98 %, sur base des études in vitro.
De plasma-eiwitbinding is ongeveer 98% op basis van in vitro onderzoek.