Les événements les plus courants conduisant à l’interruption du traitement étaitent les suivants (par ordre décroissant de fréquence): hyperémie oculaire, prurit oculaire, larmoiement augmenté, gêne oculaire, œdème de la paupière, sécheresse de la bouche et sensation anormale dans l’œil.
De vaakst voorkomende effecten die leidden tot het staken waren (gerangschikt naar afnemende frequentie): oculaire hyperemie, oog pruritus, traanproductie verhoogd, ongemak in het oog, ooglidoedeem, droge mond en abnormaal gevoel in het oog.