On y distingue des organismes publics (la CAAMI, la Caisse des soins de santé de la SNCB, les trois caisses spéciales d’allocations familiales et la CAPAC) et des organismes privés (mutualités, caisses d’allocations familiales, caisses syndicales, caisses de vacances annuelles, caisses sociales pour travailleurs indépendants, organismes d’assurances agréés dans l’ancien régime de capitalisation individuelle en matière de retraite et de survie, organismes d’assurances agréés en matière d’accidents du travail ( * ), .).
Daarin wordt een onderscheid gemaakt tussen de openbare instellingen (de HZIV, de Kas der geneeskundige verzorging van de NMBS, de drie bijzondere kinderbijslagfondsen en de HWU) en privé-instellingen (ziekenfondsen, kinderbijslagfondsen, vakbondsfondsen, jaarlijkse-vakantiefondsen, sociale fondsen voor zelfstandigen, verzekeringsinstellingen die in het voormalig stelsel van individuele kapitalisatie erkend zijn voor rust- overlevingspensioenen, verzekeringsinstellingen erkend inzake arbeidsongevallen ( * ), .).