Traduction de «rapport albumine créatinine » (Français → Néerlandais) :

Annotation 3: La protéinurie est définie (par la US National Kidney Foundation) comme étant égal à un RAC urinaire ≥ 30 mg/mmol ou un RPC urinaire ≥ 50 mg/ mmol (RAC = rapport albumine/créatinine; RPC = rapport protéine/créatinine; un RAC de 30 mg/mmol et un RPC de 50 mg/mmol équivaut à une protéinurie de 0,5g/24h). L’utilisation de ces rapports (sur un échantillon d’urine matinale) permet d’éviter d’avoir recours à une collecte d’urine sur 24 heures.
Noot 3: Proteïnurie wordt (door de Amerikaanse National Kidney Foundation) gedefinieerd als een urinaire ACR≥ 30mg/mmol of PCR≥ 50 mg/mmol (ACR = albumine-creatinine ratio; PCR = proteïne-creatinine ratio; hierbij is een ACR van 30 mg/mmol en een PCR van 50 mg/mmol ongeveer gelijk aan een proteïnurie van 0,5 g/24h) Het gebruik van ACR of PCR (op ochtendurine) laat toe om geen gebruik te moeten maken van de soms belastende 24 uurs urinecollectie.

Dans un essai clinique de 3 mois chez des patients hypertendus atteints de diabète de type 2 et de microalbuminurie, le traitement antihypertenseur par candésartan cilexétil a réduit la sécrétion urinaire d'albumine (rapport albumine/créatinine, moyenne de 30%, intervalle de confiance (IC) à 95% de 15 à 42%).
In een klinische studie van 3 maanden bij hypertensieve patiënten met type 2-diabetes mellitus en microalbuminurie verminderde de antihypertensieve behandeling met candesartancilexetil de albumine-excretie in de urine (albumine-creatinineverhouding, gemiddelde 30%, 95% betrouwbaarheidinterval 15-42%).

Dans une étude clinique de 3 mois menée chez des patients hypertendus atteints de diabète sucré de type 2 et de microalbuminurie, un traitement antihypertenseur avec le candésartan cilexétil a réduit l’excrétion urinaire d’albumine (rapport albumine/créatinine moyen: 30%; IC à 95%: 15-42%).
In een 3 maanden durende klinische studie bij hypertensiepatiënten met diabetes mellitus type II en microalbuminurie verminderde een antihypertensieve behandeling met candesartan cilexetil de urinaire albumine-excretie (albumine/creatinine verhouding gemiddeld 30%, 95% BI: 15-42%).

Dans un essai clinique de 3 mois chez des patients hypertendus atteints de diabète de type 2 et de microalbuminurie, le traitement antihypertenseur par candésartan cilexetil a réduit la sécrétion urinaire d'albumine (rapport albumine/créatinine, moyenne de 30%, intervalle de confiance (IC) à 95% de 15 à 42%).
In een 3-maandendurende klinische studie bij hypertensieve patiënten met diabetes mellitus type 2 en microalbuminurie, verlaagde anti-hypertensieve behandeling met candesartan cilexetil de albumineexcretie in de urine (albumine/creatinine ratio, gemiddeld 30%, 95% CI 15-42%).

Dans une étude clinique de 3 mois menée chez des patients hypertendus atteints de diabète de type 2 et de microalbuminurie, un traitement antihypertenseur par candésartan cilexétil a réduit l'excrétion urinaire d'albumine (rapport albumine/créatinine: en moyenne 30 %; intervalle de confiance à 95 %: de 15 à 42 %).
In een klinische studie van 3 maanden bij hypertensieve patiënten met type 2-diabetes mellitus en microalbuminurie verminderde de antihypertensieve behandeling met candesartancilexetil de albumine-excretie in de urine (albumine-creatinineverhouding, gemiddelde 30%, 95% betrouwbaarheidinterval 15-42%).

Au cours d’une étude de 3 mois réalisée chez des patients hypertendus ayant un diabète sucré de type II et une microalbuminurie, le traitement antihypertenseur par candésartan cilexétil réduisait l'excrétion urinaire d'albumine (rapport albumine/créatinine moyen : 30 % ; IC à 95 % : 15-42 %).
In een 3 maanden durende klinische studie bij hypertensieve patiënten met type 2 diabetes mellitus en microalbuminurie, verminderde de antihypertensieve behandeling met candesartan cilexetil de albumine-excretie in urine (albumine/creatinine verhouding, gemiddeld 30%, 95% CI 15-42%).

Dans les études cliniques sur un an, la pioglitazone entraîne uniformément une réduction statistiquement significative du ratio albumine/créatinine par rapport à la valeur de base.
In klinische studies die één jaar duurden zorgde pioglitazon consistent voor een statistisch significante vermindering van de albumine/creatinine ratio vergeleken met baseline.

Si le rapport créatinine/protéines urinaires est supérieur à 2 ou si l’albumine est inférieure à 0,75 fois la limite inférieure de la normale (LIN), le traitement doit être interrompu jusqu’à ce que l’albumine et le rapport créatinine/protéines urinaires soient revenus dans les limites acceptables (rapport créatinine/protéines urinaires inférieur à 2 et albumine supérieure à 0,75 fois la LIN), après quoi le traitement peut reprendre avec la même posologie.
In geval van een UPC-verhouding > 2 of albumine < 0,75 de ondergrens van het normale bereik (LLN) dient de behandeling te worden gestaakt tot de albumine- en UPC-waarden terug binnen de grenzen van het normale bereik liggen (UPC-verhouding < 2 en albumine > 0,75 LLN). Dan kan de behandeling worden voortgezet in dezelfde dosis.

En cas de résultats semi-quantitatifs positifs sur la bandelette (protéines > 30 mg/dl), une analyse d’urine visant à déterminer le rapport créatinine/protéines urinaires, ainsi qu’une analyse de sang permettant de doser la créatinine, l’albumine et l’urée doivent être réalisées.
In geval van positieve semikwantitatieve teststripresultaten (eiwitten > 30 mg/dl) dient een urineonderzoek te worden uitgevoerd om de proteïne-creatinineverhouding in de urine (UPC) te meten. Eveneens dient een bloedmonster te worden genomen om het creatinine, albumine en ureumgebonden stikstof in het bloed (BUN) te meten.

Si le rapport créatinine/protéines urinaires est supérieur à 2, ou si la créatinine est supérieure à 1,5 fois la limite supérieure de la normale (LSN), ou si l’albumine est inférieure à 0,75 fois la limite inférieure de la normale (LIN), ou si le taux d’azote uréique sanguin est supérieur à 1,5 fois la LSN, il convient d’arrêter le traitement.
Als de UPC-verhouding > 2, of creatinine > 1,5 de bovengrens van het normale bereik (ULN) of albumine < 0,75 de ondergrens van het normale bereik (LLN) of het ureumgebonden stikstof in het bloed (BUN) > 1,5 ULN, dient de behandeling te worden gestaakt.