Lorsqu’un prestataire de soins (A) renvoie son patient à un autre prestataire de soins (B), le premier peut, moyennant le consentement du patient par la lecture de son eID et l'introduction du code secret par le patient, enregistrer dans la banque de données la relation thérapeutique ou la relation de soins du patient avec le prestataire de soins (B) vers lequel il renvoie le patient.
Indien een zorgverlener (A) zijn patiënt doorverwijst naar een andere zorgverlener (B), dan kan de eerste in de gegevensbank –mits toestemming van de patiënt door middel van het inlezen van zijn eID en het ingeven van de pincode door de patiënt– de therapeutische relatie of de zorgrelatie van de patiënt met de zorgverlener (B) naar wie hij de patiënt doorverwijst, opnemen.