Des cas d’embolie pulmonaire ont été observés chez environ 1,3 % des patients atteints des GIST et chez environ 0,8 % des patients atteints de MRCC, qui ont reçu Sutent dans les études de phase III (voir rubrique 4.4 – Effets thromboemboliques veineux).
Bij patiënten die sunitinib kregen in fase III registratie-studies werden behandelingsgerelateerde longvoorvallen gemeld (dat wil zeggen dyspnoe, pleurale effusie, longembolie of longoedeem): bij ongeveer 0,5% van de patiënten met GIST, bij ongeveer 14% van de patiënten met MRCC, en bij 7,2% van de patiënten met pancreasNET.