Traduction de «tant que protéine vectrice » (Français → Néerlandais) :

Type 1 (souche Mahoney) 4 .. 40 unités antigène D Type 2 (souche MEF-1) 4 . 8 unités antigène D Type 3 (souche Saukett) 4 32 unités antigène D Polyoside d'Haemophilus influenzae type b 10 microgrammes (phosphate de polyribosylribitol) 3 conjugué à l’anatoxine tétanique en tant que protéine vectrice environ 25 microgrammes
Tetanustoxoïd 1 niet minder dan 40 Internationale Eenheden (IE) Bordetella pertussis antigenen Pertussistoxoïd 1 25 microgram Filamenteus Hemagglutinine 1 25 microgram Pertactine 1 8 microgram Hepatitis-B-oppervlakte-antigeen 2,3 10 microgram Poliovirus (geïnactiveerd) type 1 (Mahoney stam) 4 40 D-antigeen-eenheden type 2 (MEF-1 stam) 4 8 D-antigeen-eenheden type 3 (Saukett stam) 4 32 D-antigeen-eenheden Haemophilus type b polysaccharide 10 microgram (polyribosylribitol fosfaat) 3 Geconjugeerd aan tetanustoxoïd als dragereiwit ongeveer 25 microgram

Type 1 (souche Mahoney) 4 Type 2 (souche MEF-1) 4 Type 3 (souche Saukett) 4 Polyoside d'Haemophilus influenzae type b (phosphate de polyribosylribitol) 3 conjugué à l’anatoxine tétanique en tant que protéine vectrice
2 geproduceerd in gistcellen (Saccharomyces cerevisiae) middels recombinante DNA-technologie 3 geadsorbeerd aan aluminiumfosfaat (AlPO 4 ) 0,32 milligram Al 3+

Après reconstitution, 1 dose (0,5 ml): Anatoxine diphtérique 1 ≥�30 UI Anatoxine tétanique 1 ≥�40 UI Antigènes de Bordetella pertussis (Anatoxine pertussique 1 , Hémagglutinine filamenteuse 1 , Pertactine 1 ) 25, 25, 8 microgrammes Antigène de surface du virus de l'hépatite B 2 10 microgrammes Virus de la poliomyélite (inactivés) type 1, 2, 3 40, 8, 32 unités antigène D Polyoside d'Haemophilus influenzae type b 10 microgrammes (phosphate de polyribosylribitol) 2 conjugué à l’anatoxine tétanique en tant que protéine vectrice environ 25 microgrammes
Na reconstitutie, 1 dosis (0,5 ml): Difterietoxoïd 1 Tetanustoxoïd 1 Bordetella pertussis antigenen (Pertussistoxoïd 1 , Filamenteus Hemagglutinine 1 , Pertactine 1 ) Hepatitis-B-oppervlakte-antigeen 2 Poliovirus (geïnactiveerd) type 1, 2, 3 Haemophilus influenzae type b polysacharide (polyribosylribitol fosfaat) 2 geconjugeerd aan tetanustoxoïd als dragereiwit

Après reconstitution, 1 dose (0,5 ml): Anatoxine diphtérique 1 ≥�30 UI Anatoxine tétanique 1 ≥�40 UI Antigènes de Bordetella pertussis (Anatoxine pertussique 1 , Hémagglutinine filamenteuse 1 , Pertactine 1 ) 25, 25, 8 microgrammes Antigène de surface du virus de l'hépatite B 2 10 microgrammes Virus de la poliomyélite (inactivés) type 1, 2, 3 40, 8, 32 unités antigène D Polyoside d'Haemophilus influenzae type b 10 microgrammes (phosphate de polyribosylribitol) 2 conjugué à l’anatoxine tétanique en tant que protéine vectrice environ 25microgrammes
Na reconstitutie, 1 dosis (0,5 ml): Difterietoxoïd 1 Tetanustoxoïd 1 Bordetella pertussis antigenen (Pertussistoxoïd 1 , Filamenteus Hemagglutinine 1 , Pertactine 1 ) Hepatitis-B-oppervlakte-antigeen 2 Poliovirus (geïnactiveerd) type 1, 2, 3 Haemophilus influenzae type b polysaccharide (polyribosylribitol fosfaat) 2 geconjugeerd aan tetanustoxoïd als dragereiwit

Tant les protéines 14-3-3 que tau et Aß 1-42 peuvent être détectées dans le LCR. Une étude prospective de Van Everbroeck et al., (2003) a montré que la détection de la protéine 14-3-3 dans le liquide céphalorachidien est supérieure à celle de l’EEG avec une sensibilité de 96% et une spécificité de 97%.
Zowel 14-3-3 als tau en Aß 1-42 proteïnes kunnen gedetecteerd worden in CSV. In een prospectieve studie van Van Everbroeck et al. 2003 bleek de detectie van 14-3-3 proteïne in lumbaal vocht superieur aan EEG met een sensitiviteit van 96% en een specificiteit van 97%.

Solution protéinique fibrinogène humain (en tant que protéine coagulable) aprotinine (synthétique)
Oplossing van adhesieproteïnen humaan fibrinogeen (als stolbare proteïne) aprotinine (synthetisch)

fibrinogène humain (en tant que protéine coagulable) aprotinine (synthétique) Composant 2: solution de thrombine
humaan fibrinogeen (als stolbare proteïne) aprotinine (synthetisch) Component 2: trombineoplossing

En tant que protéine de la membrane apicale des entérocytes, la glycoprotéine-P peut limiter l’absorption de la digoxine.
Als eiwit in het apicale membraan van enterocyten, kan P-glycoproteïne de absorptie van digoxine beperken.

Malheureusement, la protéine 14-3-3 a une sensibilité plus faible (70%) lorsque la maladie dure plus d’un an (tant en cas de CJD sporadique que pour les formes génétiques spécifiques et iatrogènes de CJD) (Van Everbroeck et al., 2003; Van Everbroeck et al., 2005).
Spijtig genoeg heeft 14-3-3 proteïne een lagere sensitiviteit (70%) wanneer de ziekte langer dan een jaar duurt (zowel in sporadische CJD als bij specifieke genetische en iatrogene vormen van CJD) (Van Everbroeck et al., 2003; Van Everbroeck et al., 2005).

L’exposition de l’ADN, des protéines et d’autres molécules biologiques aux rayonnements ionisants peut entraîner, tant directement qu’indirectement, des détériorations de ces molécules par la formation de radicaux libres fortement réactifs.
Blootstelling van DNA, eiwitten en andere " biologische moleculen" aan ioniserende stralen kan zowel rechtstreeks als onrechtstreeks beschadigingen van deze moleculen veroorzaken door vorming van hoog reactieve vrije radicalen.