Vertaling van "tipranavir après traitement " (Frans → Nederlands) :

TERMINOLOGIE

orthèse du pied après traitement
voetorthese na behandeling

Examen de contrôle après traitements combinés pour tumeur maligne
vervolgonderzoek na gecombineerde behandeling voor maligne neoplasma

Examen de contrôle après d'autres traitements pour tumeur maligne
vervolgonderzoek na overige gespecificeerde behandeling voor maligne neoplasma

Examen de contrôle après traitement chirurgical d'une tumeur maligne
vervolgonderzoek na chirurgie voor maligne neoplasma

Examen de contrôle après traitement d'une tumeur maligne
vervolgonderzoek na behandeling voor maligne neoplasma

Cicatrices choriorétiniennes après traitement chirurgical du décollement
choroïdoretinale littekens na heelkundige ingreep voor loslating | endoftalmitis verbonden met blaasje (bleb) | ontsteking (infectie) van postoperatief blaasje (bleb) | postoperatieve ontsteking van blaasje (blebitis)

personnes ayant certains symptômes ou signes d'un état anormal qui nécessite un examen plus approfondi, mais chez qui après examen et mise en observation, un traitement ou des soins médicaux n'apparaissent pas comme nécessaires
personen die symptomen of afwijkingen vertonen die onderzoek vereisen, maar die na onderzoek en observatie geen verdere behandeling of medische zorg behoeven

surveillance médicale après traitement
medische controle na behandeling

Examen de contrôle après traitement pour tumeur maligne
vervolgonderzoek na niet-gespecificeerde behandeling voor maligne neoplasma

Examen de contrôle après traitement d'affections autres que les tumeurs malignes
vervolgonderzoek na behandeling voor andere aandoeningen dan maligne neoplasmata

IN-CONTEXT TRANSLATIONS

L’effet résultant in vivo de tipranavir associé au ritonavir sur le CYP 1A2, le CYP 2C9 et le CYP 2C19 suggère, d’après une étude préliminaire, un potentiel inducteur du tipranavir associé au ritonavir sur le CYP 1A2 et, dans une plus faible mesure, sur le CYP 2C9 et la Pgp après plusieurs jours de traitement. Aucune donnée n’est disponible afin de déterminer si le tipranavir inhibe ou induit les glucuronosyl transférases.
Het is onbekend of tipranavir een remmer of een inductor is van glucuronosyltransferasen en of tipranavir CYP 1A2, CYP 2C9 en CYP 2C19 induceert.

L’effet résultant in vivo du tipranavir associé au ritonavir sur le CYP 1A2, le CYP 2C9 et le CYP 2C19 suggère, d’après une étude préliminaire, un potentiel inducteur du tipranavir associé au ritonavir sur le CYP 1A2 et, dans une plus faible mesure, sur le CYP 2C9 et la Pgp après plusieurs jours de traitement.
Het in vivo netto effect van tipranavir/ritonavir op CYP 1A2, CYP 2C9 en CYP 2C19, dat na enkele dagen behandeling werd gezien in een voorlopig onderzoek, duidt op een mogelijk inducerende werking van tipranavir met ritonavir op CYP1A2 en in mindere mate op CYP2C9 en Pgp.

Les virus isolés chez des patients en échec virologique par rebond sous PREZISTA/rtv 600/100 mg deux fois par jour qui étaient sensibles au tipranavir à l’inclusion sont restés sensibles au tipranavir après traitement dans la grande majorité des cas.
Virussen geïsoleerd uit patiënten op PREZISTA/rtv 600/100 mg tweemaal daags die virologisch falen door rebound ondervonden, die bij het begin van de studie gevoelig waren voor tipranavir, bleven in een grote meerderheid van de gevallen na behandeling gevoelig voor tipranavir.

Après 4 semaines de traitement par APTIVUS 500 mg associé à 200 mg de ritonavir (deux fois par jour) la concentration plasmatique résiduelle médiane de tipranavir était de 43,9 µM chez les femmes et de 31,1 µM chez les hommes.
Na vier weken behandelen met 500 mg APTIVUS met 200 mg ritonavir (tweemaal per dag) was de mediane plasma tipranavir dalspiegel 43,9 µM bij vrouwen en 31,1 µM bij mannen.

Après la 8 ème semaine, les patients du bras comparateur présentant une réponse virologique initiale insuffisante, critère défini par le protocole, avaient la possibilité d’arrêter le traitement et de changer pour tipranavir associé au ritonavir dans une étude de suivi à long terme.
Na acht weken behandeling mochten patiënten die de referentie behandeling kregen en voldeden aan de in het protocol gedefinieerde grenzen van virologisch falen stoppen met de behandeling en switchen naar tipranavir met ritonavir in een aparte vervolgstudie.

Après 48 semaines de traitement, le pourcentage de patients ayant un ARN du VIH-1 < 400 copies/ml était respectivement de 30 % et de 14 % dans le bras tipranavir associé au ritonavir par rapport au bras comparateur IP/ritonavir, et le pourcentage de patients ayant un ARN du VIH-1 < 50 copies/ml était respectivement de 23 % et de 10 %.
Na 48 weken behandelen was het percentage patiënten met HIV-1 RNA < 400 kopieën/ml in de tipranavir met ritonavir arm 30% tegen 14% in de referentie PI/ritonavir arm. Het percentage patiënten met HIV-1 RNA < 50 kopieën/ml was 23% in de tipranavir met ritonavir arm en 10% in de referentie PI/ritonavir arm.

Résistance croisée Le tipranavir maintient une activité antivirale significative (résistance 4 fois plus basse) sur la majorité des isolats cliniques du VIH-1, ayant montré après traitement une diminution de la sensibilité aux inhibiteurs de protéase actuellement disponibles, l’amprénavir, l’atazanavir, l’indinavir, le lopinavir, le ritonavir, le nelfinavir et le saquinavir.
Kruisresistentie Tipranavir behoudt aanzienlijke antivirale activiteit (< 4-voudige resistentie) tegen de meerderheid van klinische HIV-1 isolaten die een verminderde gevoeligheid bezitten na behandeling met de thans geregistreerde proteaseremmers amprenavir, atazanavir, indinavir, lopinavir, ritonavir, nelfinavir en saquinavir.