Chez les patients sous dialyse péritonéale ambulatoire continue (DPAC), on peut administrer la ceftriaxone par voie intraveineuse ou en cas d’infections associées à la DPAC, on peut l’ajouter directement à la solution de dialyse (par ex. 1 à 2 g de ceftriaxone dans le premier liquide de dialyse du jour de traitement) (voir rubrique 6.6).
Bij patiënten met een continue ambulante peritoneale dialyse (CAPD) kan ceftriaxone intraveneus worden toegediend of bij met CAPD geassocieerde infecties kan het onmiddellijk toegevoegd worden aan de dialyseoplossing (bv. 1-2 g ceftriaxone in de eerste dialysevloeistof op de respectievelijke dag van de behandeling) (zie rubriek 6.6).