Traduction de «utilisation d’inhibiteurs sélectifs » (Français → Néerlandais) :

Inhibiteurs sélectifs de la recapture de la sérotonine (SSRIs) / Inhibiteurs de la recapture de la sérotonine et de la noradrénaline (SNRIs) et syndrome sérotoninergique : Des rapports décrivant des patients atteints de symptômes compatibles avec un syndrome sérotoninergique (incluant modification de l’état mental, instabilité du système nerveux autonome et anomalies neuromusculaires) ont été reçus suite à l’utilisation d’inhibiteurs sélectifs de la recapture de la sérotonine (SSRIs) ou d’inhibiteurs de la recapture de la sérotonine et de la noradrénaline (SNRIs) avec des triptans (voir rubrique 4.4).
Selectieve serotonineheropnameremmers (SSRI’s) /Serotonine-noradrenaline-heropnameremmers (SNRIs) en het serotoninesyndroom: Er zijn meldingen geweest van patiënten met symptomen die verenigbaar waren met het serotoninesyndroom (bestaande uit een wijziging van de geestestoestand, autonome instabiliteit en neuromusculaire stoornissen) na het gebruik van selectieve serotoninenheropnameremmers (SSRI’s) of serotonine-noradrenaline-heropnameremmers (SNRI’s) en triptanen (zie rubriek 4.4).

Toutefois, des cas isolés décrivant des patients présentant des symptômes compatibles avec le Syndrome de la sérotonine (altérations de l’état mental, instabilité du système nerveux autonome et troubles neuromusulaires) ont été rapportés suite à l'utilisation d'inhibiteurs sélectifs de la recapture de sérotonine (ISRS) ou d'inhibiteurs sélectifs de la recapture de sérotonine-noradrénaline (SNRI) et de zolmitripan (voir section 4.4).
Maar er waren geïsoleerde rapporten van patiënten met symptomen die compatibel zijn met het serotoninesyndroom (met inbegrip van een verstoorde mentale toestand, autonome instabiliteit en neuromusculaire afwijkingen) na gebruik van selectieve serotonine-heropnameremmers (SSRIs) of serotonine/noradrenaline-heropnameremmers (SNRIs) en zolmitriptan (zie rubriek 4.4).

Utilisation avec des inhibiteurs du CYP3A4 CIALIS doit être prescrit avec prudence chez les patients utilisant des inhibiteurs sélectifs du CYP3A4 (ritonavir, saquinavir, kétoconazole, itraconazole et érythromycine) ; une augmentation de l’exposition (AUC) au tadalafil ayant été observée en association avec ces médicaments (voir rubrique 4.5).
Gebruik met CYP3A4 remmers Voorzichtigheid is geboden wanneer CIALIS wordt voorgeschreven aan patiënten die krachtige CYP3A4-remmers (ritonavir, saquinavir, ketoconazol, itraconazol en erythromycine) gebruiken, aangezien verhoogde blootstelling (AUC) aan tadalafil is waargenomen indien deze geneesmiddelen worden gecombineerd (zie rubriek 4.5).

Néanmoins, certains rapports ont fait état de patients présentant des symptômes compatibles avec un syndrome sérotoninergique (notamment altération de l’état mental, instabilité autonome et anomalies neuromusculaires) après utilisation d’inhibiteurs sélectifs de la recapture de la sérotonine (ISRS) ou d’inhibiteurs de la recapture de la sérotonine et de la noradrénaline (IRSN) et de triptans (voir rubrique 4.4).
Maar er zijn gevallen gemeld van patiënten met symptomen die compatibel waren met een serotoninesyndroom (zoals gestoorde geestelijke toestand, autonome instabiliteit en neuromusculaire afwijkingen) na gebruik van selectieve serotonineheropnameremmers (SSRI’s) of serotonine-en-noradrenalineheropnameremmers (SNRI’s) en triptanen (zie rubriek 4.4).

On a cependant rapporté des cas de patients présentant des symptômes correspondant au syndrome sérotoninergique (y compris des troubles psychiques, une instabilité du système nerveux autonome et des troubles neuromusculaires) après utilisation d'inhibiteurs sélectifs de la recapture de la sérotonine (ISRS) ou d’inhibiteurs de la recapture de la sérotonine et de la noradrénaline (IRSN) et de triptans (voir rubrique 4.4).
Er zijn echter gevallen gemeld die patiënten beschrijven met symptomen die overeenkomen met serotonine syndroom (inclusief verandering in de geestestoestand, autonome instabiliteit en neuromusculaire afwijkingen) volgend op het gebruik van selectieve serotonine re-uptake inhibitoren (SSRIs) of serotonine noradrenaline re-uptake inhibitoren (SNRIs) en triptanen (zie rubriek 4.4).

On a cependant rapporté des cas de patients présentant des symptômes correspondant au syndrome sérotoninergique (y compris des troubles psychiques, une instabilité du système nerveux autonome et des troubles neuromusculaires) après utilisation d'inhibiteurs sélectifs de la re-capture de la sérotonine (ISRS) ou d’inhibiteurs de la recapture de la sérotonine et de la noradrénaline (IRSN) et de triptans (voir rubrique 4.4).
Er zijn echter gevallen gemeld die patiënten beschrijven met symptomen die overeenkomen met serotonine syndroom (inclusief verandering in de geestestoestand, autonome instabiliteit en neuromusculaire afwijkingen) volgend op het gebruik van selectieve serotonine re-uptake inhibitoren (SSRIs) of serotonine noradrenaline re-uptake inhibitoren (SNRIs) en triptanen (zie rubriek 4.4).

- Affections cardiaques et vasculaires : œdème, hypertension et insuffisance cardiaque ont été rapportés en association avec un traitement par AINS. Des études cliniques et des données épidémiologiques suggèrent que l’utilisation d’inhibiteurs sélectifs de la cyclooxygénase-2 et de certains AINS (surtout lorsqu’ils sont utilisés à doses élevées et pendant une longue durée) peut être associée à une légère augmentation du risque d’événements thrombotiques artériels (par exemple, infarctus du myocarde ou accident vasculaire cérébral) (voir la rubrique 4.4).
- Hart- en bloedvataandoeningen: œdeem, hypertensie en hartinsufficiëntie werden gerapporteerd in associatie met een behandeling met NSAI. Klinische studies en epidemiologische gegevens suggereren dat het gebruik van selectieve cycloxygenase-2- inhibitoren en bepaalde NSAI (vooral wanneer ze worden gebruikt bij hoge dossissen en gedurende lange tijd) kan gepaard gaan met een lichte verhoging van het risico op arteriële thrombotische evenementen (zoals een myocardinfarct of een cerebrovasculair accident) (zie rubriek 4.4).

DE LA TRANSCRIPTASE REVERSE 1,2% 230 4,4% 14 0,0% 70 9 S01EA SYMPATHOMIMETIQUES UTILISES CONTRE LE GLAUCOME 1,1% 198 83,2% 399 1,0% 9 10 C10AA INHIBITEURS DE LA HMG-CoA REDUCTASE 1,0% 180 0,1% 219 0,6% 11 11 S01EB PARASYMPATHOMIMETIQUES 0,9% 169 73,8% 1.104 2,8% 6 12 S01AX AUTRES ANTI-INFECTIEUX 0,9% 160 32,9% 209 0,5% 12 13 A02BC INHIBITEURS DE LA POMPE A PROTONS 0,7% 122 0,1% 67 0,2% 24 14 C08CA DERIVES DE LA DIHYDROPYRIDINE 0,6% 103 0,1% 134 0,3% 16 15 N06AB INHIBITEURS SELECTIFS DU RECAPTAGE DE LA SEROTONINE 0,5% 87 0,1% 76 0,2% 21 16 L04AA IMMUNOSUPPRESSEURS SELECTIFS 0,4% 79 0,3% 8 0,0% 88 17 H02AB GLUCOCORTICOIDES 0,4% 76 0,3% 180 0,5% 13 18 C09AA INHIB. DE L'ENZYME DE CONV. DE L'ANGIOTENSINE (ECA), SIMPLES 0,4% 75 0,1% 146 0,4% 14 TOTAL 90,1% 16.674 - 36.181 92,0% -
VAN HET REVERSE TRANSCRIPTASE 1,2% 230 4,4% 14 0,0% 70 9 S01EA SYMPATHICOMIMETICA VOOR GLAUCOOM 1,1% 198 83,2% 399 1,0% 9 10 C10AA HMG-CoA REDUCTASEREMMERS 1,0% 180 0,1% 219 0,6% 11 11 S01EB PARASYMPATHICOMIMETICA 0,9% 169 73,8% 1.104 2,8% 6 12 S01AX OVERIGE ANTIMICROBIELE MIDDELEN 0,9% 160 32,9% 209 0,5% 12 13 A02BC INHIBITOREN VAN DE PROTONPOMP 0,7% 122 0,1% 67 0,2% 24 14 C08CA DIHYDROPYRIDINEDERIVATEN 0,6% 103 0,1% 134 0,3% 16 15 N06AB SELECTIEVE SEROTONINE REUPTAKE INHIBITOREN 0,5% 87 0,1% 76 0,2% 21 16 L04AA SELECTIEVE IMMUNOSUPPRESSIVA 0,4% 79 0,3% 8 0,0% 88 17 H02AB GLUCOCORTICOIDEN 0,4% 76 0,3% 180 0,5% 13 18 C09AA INHIB. van het ANGIOTENSINE-CONVERSIE-ENZYM (ACE), ENKELVOUDIG 0,4% 75 0,1% 146 0,4% 14 TOTAAL 90,1% 16.674 - 36.181 92,0% -

D’autres groupes importants sont: les inhibiteurs ECA simples (utilisés en cas d’hypertension), les dérivés de la dihydropyridine (hypertension), les inhibiteurs de la pompe à protons (pathologies de l’estomac et du duodénum), les glucocorticoïdes (bronchospasmes), les inhibiteurs de la HMG-COA reductase (prévention cardio-vasculaire), les bêtabloquants sélectifs (hypertension) et les associations de pénicilline, y compris les inhibiteurs de bêtalactamase (groupe d’antibiotiques).
Andere belangrijke groepen zijn: de enkelvoudige ACE-remmers (gebruikt bij hypertensie), de dihydropyridinederivaten (hypertensie), de protonpompremmers (maag- en duodenumpathologie), de glucocorticoïden (bronchospasmen), HMG-CoA reductaseremmers (cardiovasculaire preventie), de selectieve betareceptorblokkerende middelen (hypertensie), de glucocoticoïden (bronchospasmen) en de cominatiepreparaten van penicilline, incl. betalactamase-remmers (een groep van antibiotica).

- Dans le groupe des antihypertenseurs, les inhibiteurs ACE (C09AA) ont été presque autant prescrits qu'en 1999; avec leurs 120,1 millions DDD, ils sont, avec les bêtabloquants sélectifs (C07AB – de 114.000 DDD en 1999 à 118.000 DDD en 2000), les médicaments les plus utilisés; la hausse des sartanes (C09CA), qui sont passés de 23 (1999) à 37,1 millions DDD en 2000 est peutêtre inquiétante dans la mesure où ils ne peuvent pas être considérés comme des médicaments de premier choix; la même observation peut être faite pour les dérivés de la dihydropyridine (C08CA) qui sont passés de 88 (1999) à 92,0 millions DDD (2000); les trois augmentations les plus importantes concernent l'amlodipine (Amlor), la nifédipine (Adalat oros) et la félodipine (Plendil).
- Bij de antihypertensiva werden de ACE-remmers (C09AA) quasi evenveel voorgeschreven als in 1999; met hun 120,1 miljoen DDD zijn ze tezamen met de selectieve ß-blokkers (C07AB - 114.000 DDD in 1999 tot 118.000 DDD in 2000) de meest aangewende middelen; verontrustend is misschien de stijging van de sartanen (C09CA) van 23 (1999) tot 37,1 miljoen DDD in 2000, ondanks het feit dat ze niet als eerste keus beschouwd kunnen worden; dezelfde bemerking kan gemaakt worden bij de dihydropyridinederivaten (C08CA) die stijgen van 88 (1999) naar 92,0 miljoen DDD (2000); de grote 3 hierbij waren amlodipine (Amlor), nifedipine (Adalat oros) en felodipine (Plendil).