B = bulbes, rhizomes, tubercules à planter, plants de pommes de terre F = fruits et tubercules pour consomm
ation L = feuillage (non destiné à la plantat
ion) O = pollen P = végétaux destinés à la plantation, à l'exception des fruits et semences (plante = toute la plante, y compris ses parties) P w = plantes racinés P g = végétaux avec terre et milieu de culture adhérant ou associé Z = semences A = terre et déchets V = alime
nts pour bétail I = transformation industrie ...[+++]lle
B = bloembollen, rhizomen, knollen om te planten, pootgoed F = vruchten, fruit en knollen voor consumptie L = loof, snijgroen (niet voor opplant bestemd) O = pollen P = planten, bestemd voor opplant, met uitzondering van vruchten en zaden (Plant = alles van de plant ook delen ervan) P w = bewortelde planten P g = planten met aanhangend of bijgevoegd groeimedium Z = zaden A = grond en afval V = veevoeders I = industriële verwerking