Il appartient au législateur de s'assurer que les exigences du bon fonctionnement de la Justice sont d'une nature telle en l'espèce qu'elles peuvent être considérées comme un motif de limitation implicitement admise au droit garanti par l'article 6, § 3, c, de la Convention européenne des droits de l'homme de se défendre soi-même, en ce compris devant la Cour de cassation (15) (16) .
De wetgever moet zich ervan vergewissen dat de vereisten van de goede werking van het gerecht in casu van die aard zijn dat ze beschouwd kunnen worden als een impliciet aanvaarde reden voor de beperking van het recht om zichzelf te verdedigen ook vóór het Hof van Cassatie (15) (16) welk recht gewaarborgd wordt in artikel 6, lid 3, c, van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens.