Sur ces sols tantôt acides, tantôt calcaires, se développent des forêts riches et diversifiées: hêtraies acidophiles, chênaies calcicoles, érablières de ravins, aulnaies alluviales, chênaies-frênaies neutrophiles.
Op deze bodems die nu eens zuur, dan weer kalkhoudend zijn, ontwikkelen zich rijke en verschillende bossen: zuurminnende beukenbossen, kalkhoudende eikenbossen, esdoornbossen in ravijnen, alluviale eikenbossen, neutrofiele eiken-essenbossen.