Traduction de «58 affaire beentjes précitée » (Français → Néerlandais) :

Vu la loi du 10 avril 1971 sur les accidents du travail, l'article 49bis, alinéa 6, 1°, inséré par la loi du 30 décembre 1992, remplacé par la loi du 13 juillet 2006 et modifié par la loi du 16 novembre 2015; Vu l'arrêté royal du 23 décembre 2008 portant exécution de la loi du 10 avril 1971 sur les accidents du travail en matière de risques aggravés de manière disproportionnée; Vu l'avis du Comité de gestion du Fonds des accidents du travail, donné le 18 mai 2015; Vu l'avis de l'Inspecteur des Finances, donné le 19 juin 2015; Vu l'accord du Ministre du Budget, donné le 23 juillet 2015; Vu l'analyse d'impact de la réglementation réalisée conformément aux articles 6 et 7 de la loi du 15 décembre 2013 portant des dispositions diverses en matière de simplification administrative; Vu l'avis 58.252/1du Conseil d'Etat, donné le 30 octobre 2015, en application de l'article 84, § 1 , alinéa 1 , 2°, des lois sur le Conseil d'Etat, coordonnées le 12 janvier 1973; Sur la proposition de la Ministre des Affaires sociales et de l'avis des Ministres qui en ont délibéré en Conseil, Nous avons arrêté et arrêtons : Article 1 . Dans l'article 2 de l'arrêté royal du 23 décembre 2008 portant exécution de la loi du 10 avril 1971 sur les accidents du travail en matière de risques aggravés de manière disproportionnée, modifié par l'arrêté royal du 23 novembre 2010, les alinéas 1 à 5 sont remplacés par ce qui suit : « Un risque assuré est considéré comme un risque aggravé si : - dans l'entreprise, l'indice de risque atteint, sur une base annuelle, la dernière année et une autre année civile de la période d'observation, au moins 3 fois l'indice de risque du secteur d'activités dont l'entreprise relève et au moins 5 fois l'indice de risque du secteur privé; - et si, au cours des deux années civiles précitées, se sont produits au moins deux accidents du travail et au moins six au cours de la période d'observation.
Gelet op de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, artikel 49bis, zesde lid, 1°, ingevoegd bij de wet van 30 december 1992, vervangen bij de wet van 13 juli 2006 en gewijzigd bij de wet van 16 november 2015; Gelet op het koninklijk besluit van 23 december 2008 tot uitvoering van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 in verband met de onevenredig verzwaarde risico's; Gelet op het advies van het Beheerscomité van het Fonds voor arbeidsongevallen, gegeven op 18 mei 2015; Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 19 juni 2015; Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, d.d. 23 juli 2015; Gelet op de regelgevingsimpactanalyse, uitgevoerd overeenkomstig de artikelen 6 en 7 van de wet van 15 december 2013 houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging; Gelet op advies 58.252/1 van de Raad van State, gegeven op 30 oktober 2015, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973; Op de voordracht van de Minister van Sociale Zaken en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : Artikel 1. In artikel 2 van het koninklijk besluit van 23 december 2008 tot uitvoering van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 in verband met de onevenredig verzwaarde risico's, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 23 november 2010, worden de leden 1 tot en met 5 vervangen als volgt : « Een verzekerd risico wordt als een verzwaard risico beschouwd indien : - in de onderneming de risico-index op jaarbasis in het laatste kalenderjaar en in een ander kalenderjaar van de observatieperiode minstens driemaal de risico-index van de activiteitensector waartoe de onderneming behoort bedraagt en minstens vijfmaal de risico-index van de privésector - en er in de loop van deze beide kalenderjaren minstens 2 arbeidsongevallen gebeurden en minstens 6 in de loop van de observatieperiode.

[58] Affaire Beentjes précitée (voir point 29) et arrêt du 26.9.2000 dans l'affaire C-225/98, Commission contre France, (« Bâtiments scolaires - Nord-Pas-de Calais »), Rec. 2000, I-7445.
[58] Bovengenoemde zaak Beentjes (zie overweging 29) en het arrest van 26 september 2000 in zaak C-225/98, Commissie/Frankrijk, (Région Nord-Pas-de-Calais) Jurispr. 2000, blz. I-7445.

Dans l'affaire Beentjes précitée, la Cour a jugé qu'une condition sur l'emploi de chômeurs de longue durée n'avait pas trait à la vérification de l'aptitude des soumissionnaires sur la base de leur capacité économique, financière et technique (point 28 de l'arrêt) [30].
In de zaak Beentjes waarnaar hierboven wordt verwezen, oordeelde het Hof dat een voorwaarde die het inzetten van langdurig werklozen eiste, geen verband houdt met de beoordeling van de geschiktheid van de inschrijvers aan de hand van hun financiële en economische draagkracht alsmede hun technische bekwaamheid (overweging 28 van het arrest).

Celle-ci est tout d'abord apparue dans l'affaire Beentjes précitée, où la Cour a soutenu qu'un critère relatif à l'emploi de chômeurs de longue durée n'avait trait ni à la vérification de l'aptitude économique, financière et technique d'un candidat, ni aux critères d'attribution énumérés dans la directive.
Het kwam voor het eerst voor in de bovengenoemde zaak Beentjes, waarin het Hof stelde dat een criterium betreffende de werkgelegenheid voor langdurig werklozen geen verband hield met de beoordeling van de financiële en economische draagkracht en de technische bekwaamheid van een gegadigde, en evenmin met de in de richtlijn genoemde gunningscriteria.

Le requérant dans l'affaire n° 1802 demande l'annulation de l'ensemble de la loi précitée ou de ses articles 2, 6, 18, 19, 3° à 6°, 38, 43, 46, alinéa 2, 49, 50, § 1, 1° et 3°, et § 3, 52, § 1, alinéa 2, 53, 58, alinéa 2, 59 et 60, § 1.
De verzoeker in de zaak nr. 1802 vordert de vernietiging van de voormelde wet in haar geheel, of van de artikelen 2, 6, 18, 19, 3° tot 6°, 38, 43, 46, tweede lid, 49, 50, § 1, 1° en 3°, en § 3, 52, § 1, tweede lid, 53, 58, tweede lid, 59 en 60, § 1.

Cette disposition a été interprétée récemment par la section d'administration du Conseil d'État dans un arrêt no 75.575 du 10 août 1998, dans les termes suivants: «(..) qu'en vertu des articles 39, § 1er, et 17, § 1er, des lois sur l'emploi des langues en matière administrative, les affaires concernant un agent doivent être instruites dans la langue de celui-ci, qu'en particulier, toute appréciation - et a fortiori toute appréciation négative - portée par un supérieur hiérarchique sur le rendement ou la conduite professionnelle d'un agent doit être faite dans la langue de l'agent sans recours aux traducteurs; qu'aux termes de l'article 58, alinéa premier, des lois précitées, la méconnaissance desdites lois entraîne la nullité des actes contraires, quant au fond ou quant à la forme, à leurs dispositions; que ces dispositions sont d'ordre public et que celui qui a intérêt au recours n'a pas à justifier de l'intérêt à invoquer leur violation (.)».
Die bepaling werd onlangs door de afdeling administratie van de Raad van State in een arrest nr. 75.575 van 10 augustus 1998, als volgt geïnterpreteerd: krachtens de artikelen 39, § 1, en 17, § 1, van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, moeten de zaken met betrekking tot een personeelslid in diens taal worden behandeld, en moet inzonderheid, elke beoordeling - en a fortiori elke negatieve beoordeling - door een hiërarchische meerdere over het rendement of het professioneel gedrag van een personeelslid in de taal van het personeelslid gebeuren zonder tussenkomst van vertalers; krachtens artikel 58, eerste lid, van voormelde wetten leidt niet-naleving van die wetten tot nietigheid van de handelingen die naar vorm of naar inhoud strijdig zijn met de bepalingen ervan; die bepalingen zijn van openbare orde en degene die belang heeft bij een bezwaar moet niet rechtvaardigen waarom de schending ervan wordt ingeroepen.