8. En l'absence de décision d'une autorité nationale de sécurité compétente, visée à l'article 23, paragraphe 7, et à l'article 25, paragraphe 5, dans les délais prescrits, la mise en service du véhicule en question est réputée avoir été autorisée au terme d'une période de trois mois commençant à la fin de ces délais.
8. Indien binnen de voorgeschreven termijn geen beslissing is genomen door een bevoegde veiligheidsinstantie, als bedoeld in de artikelen 23, lid 7, en 25, lid 5, beschouwt de aanvrager het betrokken voertuig als goedgekeurd na een periode van drie maanden na afloop van deze termijnen.