Art. 10. Lorsque les juridictions d'instruction ou de jugement internent le prévenu ou l'accusé, alors qu'il n'est pas ou plus détenu, elles peuvent, sur réquisition du procureur du Roi, ordonner son incarcération immédiate s'il est à craindre que le prévenu ou l'accusé tente de se soustraire à l'exécution de la mesure de sûreté ou s'il est à craindre que le prévenu ou l'accusé représente un danger sérieux et immédiat pour l'intégrité physique ou psychique de tiers ou pour lui-même.
Art. 10. Wanneer de onderzoeks- of vonnisgerechten de beklaagde of de beschuldigde interneren, die niet of niet meer aangehouden is, kunnen zij, op vordering van de procureur des Konings, zijn onmiddellijke opsluiting bevelen, indien te vrezen is dat de beklaagde of de beschuldigde zich aan de uitvoering van de veiligheidsmaatregel zou trachten te onttrekken of indien te vrezen is dat de beklaagde of de beschuldigde een ernstig en onmiddellijk gevaar voor de fysieke of psychische integriteit van derden of voor zichzelf zou vormen.