D. considérant que la condamnation, le 11 octobre 2011, de Ioulia Timochenko, ancien Premier ministre de l'Ukraine, à sept ans d'emprisonnement et les procédures judiciaires à l'encontre d'autres ministres suscitent de vives inquiétudes dans l'Union européenne et que ces décisions sont généralement considérées comme des actes de vengeance ou comme participant d'une tentative pour poursuivre et incarcérer des membres de l'opposition afin de les empêcher de se présenter et de faire campagne aux élections législatives du 28 octobre ou à l'élection présidentielle de 2015;
D. overwegende dat de veroordeling op 11 oktober 2011 van de oud-premier van Oekraïne, Joelia Timosjenko, tot zeven jaar gevangenisstraf en de rechtszaken tegen andere ministers aanleiding tot ernstige bezorgdheid in de EU hebben gegeven en algemeen gezien worden als wraakacties of als een onderdeel van pogingen om oppositieleden te veroordelen en in de gevangenis te zetten om hen te verhinderen zich kandidaat te stellen bij en campagne te voeren voor de parlementsverkiezingen van 28 oktober of de presidentsverkiezing in 2015;