15. juge qu'il est de la plus haute importance de lutter de façon décisive contre la criminalité écologique, économique et des entreprises, qui affecte tout particulièrement les conditions de vie des citoyens européens, surtout en temps de crise; déplore à cet égard les mesures prises par certains États membres visant à adoucir les peines sanctionnant les délits dans ces domaines; souligne en outre le décalage qui existe entre les propositions dans ces domaines et la stigmatisation de certains actes moins importants de délinquance;
15. acht het van het allergrootste belang milieucriminaliteit, economische criminaliteit en zakelijke criminaliteit op een krachtige manier te bestrijden, aangezien die vormen van criminaliteit bijzonder nadelige gevolgen hebben voor de levensomstandigheden van de Europese burgers, in het bijzonder in tijden van crisis; betreurt in dit verband de door bepaalde lidstaten getroffen maatregelen met het oog op de versoepeling van de straffen voor dergelijke misdrijven; onderstreept bovendien de kloof tussen de voorstellen op die gebieden en de stigmatisering van bepaalde minder zware vormen van delinquentie;