L’affectation prédominante des sols se répartit dès lors comme suit: sous-bois de forêt méditerranéenne (chêne-liège et chêne vert), zones de cultures céréalières (aridoculture), zones de cultures arables (fourrages cultivés et pâturages naturels ou améliorés) et espaces incultes.
De gronden kunnen derhalve hoofdzakelijk als volgt worden ingedeeld: gebieden met mediterrane bossen (kurkeik en groene eik), gebieden waar granen worden geteeld (aridoculture = zonder irrigatie), gebieden waar akkerbouwgewassen worden geteeld (geteelde voedergewassen en natuurlijke of verbeterde weilanden) en niet-bebouwde gebieden.