Les questions préjudicielles sont relatives à la discrimination existant entre deux catégories de personnes comparables : deux conjoints, cosignataires de prêts importants garantis par une assurance-vie « mixte » dont les primes ont été payées par le patrimoine commun; l'un bénéficiant en propre du capital, l'autre n'ayant droit à rien, la distinction est discriminatoire.
De prejudiciële vragen hebben betrekking op het discriminerend onderscheid dat bestaat tussen twee vergelijkbare categorieën van personen : twee echtgenoten, die samen belangrijke leningen hebben ondertekend, die gewaarborgd zijn door een « gemengde » levensverzekering, waarvan de premies werden betaald door het gemeenschappelijke vermogen; vermits de ene op persoonlijke titel het kapitaal geniet en de andere recht heeft op niets, is het onderscheid discriminerend.