Dans les quatre années à compter de l'expiration d'un délai d'un an après l'octroi de l'autorisation de son séjour limité ou illimité, ou à compter de l'expiration d'un délai d'un an après l'admission au séjour, le ministre ou son délégué peut mettre fin au séjour s'il constate aussi que l'étranger visé au § 1, alinéa 1 n'a pas fourni d'efforts raisonnables d'intégration.
Binnen vier jaar vanaf het verstrijken van een termijn van een jaar na de toekenning van de machtiging tot beperkt of onbeperkt verblijf, of vanaf het verstrijken van een termijn van een jaar na de toelating tot verblijf, kan de minister of zijn gemachtigde een einde maken aan het verblijf indien hij ook vaststelt dat de vreemdeling bedoeld in § 1, eerste lid, geen redelijke inspanning tot integratie heeft geleverd.