Art. 3. En application de l'article 14, § 1 , alinéa 2, de l'arrêté, les plantes sarclées ou assimilées aux plantes sarclées sont : 1° le maïs ensilage ou à grain; 2° la betterave sucrière ou fourragère; 3° la carotte fourragère; 4° la pomme de terre; 5° la chicorée; 6° les légumes légumineuses; 7° les autres légumes au sens du formulaire de demande unique; 8° l'endive; 9° les choux-légumes; 10° les haricots de conserverie.
Art. 3. Overeenkomstig artikel 14, § 1, tweede lid, van het besluit zijn de hakvruchten of daarmee gelijkgestelde gewassen : 1° silo- of korrelmaïs; 2° suiker- of voederbieten; 3° voederwortelen; 4° aardappelen; 5° cichorei; 6° peulgroenten; 7° andere groenten in de zin van het eenmalige aanvraagformulier; 8° andijvie; 9° kool-groenten; 10° conservenbonen.
