Art. 7. § 1. Si une personne de confiance d'intégrité d'une autorité administrative fédérale rend un avis défavorable et que le membre du personnel qui a demandé l'avis préalable ne peut souscrire au contenu de l'avis, ce dernier peut adresser, au plus tard dix semaines après la date de réception visée à l'article 6, § 4, alinéa 1, sa demande d'avis préalable pour réexamen au Point de contact central, complétée par l'avis visé à l'article 6, § 6.
Art. 7. § 1. Als een vertrouwenspersoon « integriteit » van een federale administratieve overheid een ongunstig advies geeft en het personeelslid dat het voorafgaand advies heeft aangevraagd zich niet kan vinden in de inhoud van het advies, dan kan het personeelslid zijn vraag voor voorafgaand advies uiterlijk tien weken na de ontvangstdatum, bedoeld in artikel 6, § 4, eerste lid, aangevuld met het advies, bedoeld in artikel 6, § 6, voor herziening richten aan het Centraal Meldpunt.