Dans le cas d'une contrefaçon directe, un tiers auquel la contrefaçon est imputée exploite personnellement, soit le produit, en le contrefaisant par exemple lui-même ou en offrant de le livrer, soit le procédé, en l'utilisant lui-même. Le titulaire d'un brevet portant sur un produit peut imposer à un tiers une interdiction d'exploiter lui-même le produit (la fabrication, l'offre, la mise dans le commerce, l'utilisation ou bien l'importation ou la détention aux fins précitées).
Bij een rechtstreekse inbreuk exploiteert een derde aan wie de inbreuk toegeschreven wordt persoonlijk hetzij het voortbrengsel, door dat zelf bijvoorbeeld na te maken of aan te bieden, hetzij de werkwijze, door die zelf toe te passen. De houder van een productoctrooi kan een derde een verbod doen opleggen om het voortbrengsel zelf te exploiteren (vervaardigen, aanbieden, in het verkeer brengen, gebruiken, of daartoe invoeren of in voorraad hebben).