En effet, la convention donnait à chaque pays la possibilité d'opter, soit pour la mise en oeuvre de la partie II de la convention, c'est-à-dire l'abrogation progressive du placement payant par le secteur privé, soit pour la mise en oeuvre de la partie III de la convention, c'est-à-dire l'autorisation limitée de placement payant moyennant une réglementation stricte concernant l'agrément.
Het verdrag gaf immers elk land de mogelijkheid te opteren, hetzij voor de implementatie van deel II van het verdrag, met name de geleidelijke afschaffing van de arbeidsbemiddeling tegen betaling door de privé-sector, hetzij voor de implementatie van deel III van het verdrag, met name het beperkt toelaten van betalende arbeidsbemiddeling mits oplegging van een strikte erkenningsregeling.