« Art. 104/I. — Il est interdit à un président, un secrétaire ou un assesseur d'un bureau principal de collège, d'un bureau principal de circonscription électorale, d'un bureau principal de province, d'un bureau principal de canton, d'un bureau de vote ou d'un bureau de dépouillement de porter des signes extérieurs de nature religieuse, philosophique, idéologique ou politique durant l'exercice de la mission qui lui a été confiée.
« Art. 104/1. — Het is een voorzitter, een secretaris of een bijzitter van een collegehoofdbureau, een hoofdbureau van een kieskring, een provinciehoofdbureau, een kantonhoofdbureau, een stembureau of een stemopnemingsbureau niet toegelaten uiterlijke kentekenen van religieuze, levensbeschouwelijke, filosofische, ideologisch of politieke aard te dragen tijdens het uitoefenen van de hem toevertrouwde opdracht.