lorsque le dispositif de commande de frein utilisé parmi ceux mentionnés au point 2.2.1.17.1 est actionné à fond, la pression dans la conduite d'alimentation doit tomber à 150 kPa dans les deux secondes qui suivent; de plus, lorsque la commande de frein est relâchée, la pression dans la conduite d'alimentation doit être rétablie;
wanneer het toepasselijke bedieningsorgaan van de in punt 2.2.1.17.1 genoemde bedieningsorganen geheel wordt ingedrukt of aangehaald, moet de druk in de toevoerleiding binnen twee seconden dalen tot 150 kPa; daarnaast moet, wanneer het bedieningsorgaan wordt losgelaten, de druk in de toevoerleiding zich herstellen;