Avis prescrit par l'article 74 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 Par jugement du 14 janvier 2016 en cause de la SA « Services Techniques Balteau » contre l'Etat belge, dont l'expédition est parve
nue au greffe de la Cour le 21 juin 2016, le Tribunal de première instance de Liège, division Liège, a posé la question préjudicielle suivante : « L'article 257, [alinéa 1,] 4°, du CIR 1992 tel que modifié par le décret wallon du 10 décembre 2009 d'équité fiscale et d'efficacité gouvernementale [lire : d'efficacité environnementale] pour le parc automobile et les maisons passives viole-t-il les arti
cles 10 et 11 de la ...[+++]Constitution lorsque l'immeuble a été inoccupé pendant plus de douze mois indépendamment de la volonté du propriétaire, en ce qu'il traite de la même manière deux propriétaires se trouvant dans des situations différentes, d'une part, celui qui a voulu rentabiliser son bien mais en a été empêché par des circonstances qui ne sont pas constitutives de force majeure ou des exceptions telle calamité, de force majeure, d'une procédure ou d'une enquête administrative ou judiciaire empêchant la jouissance libre de l'immeuble et, d'autre part, celui qui n'a même pas eu l'intention de rentabiliser son bien et l'a laissé se dégrader ?Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 14 januari 2
016 in zake de nv « Services Techniques Balteau » tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 21 juni 2016, heeft de Rechtbank van eerste aanleg Luik, afdeling Luik, de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 257, [eerste lid,] 4°, van het WIB 1992, zoals gewijzigd bij het Waalse decreet van 10 december 2009 houdende fiscale billijkheid en milieuefficiëntie voor het wagenpark en de passiefhuizen, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet wanneer het onroerend goed buiten de wil v
...[+++]an de eigenaar gedurende meer dan twaalf maanden heeft leeggestaan, in zoverre het twee eigenaars die zich in verschillende situaties bevinden, op dezelfde wijze behandelt, namelijk, enerzijds, diegene die zijn onroerend goed rendabel heeft willen maken maar daarvan werd weerhouden door omstandigheden die geen overmacht uitmaken of door uitzonderingen zoals een ramp, overmacht, een procedure of een administratief of gerechtelijk onderzoek waardoor het vrije genot van het onroerend goed wordt belet, en, anderzijds, diegene die zelfs niet de bedoeling heeft gehad zijn onroerend goed rendabel te maken en het heeft laten vervallen ?