Il était par contre permis à ces derniers, conformément à la jurisprudence de la Cour de cassation et à l'article 27bis, § 2, c), 2°, de l'arrêté royal du 8 octobre 1976 relatif aux comptes annuels des entreprises, d'appliquer un escompte, lorsque la plus-value de cessation devait aussi être considérée comme une créance exigible dans le futur et non productive d'intérêts, de sorte que la plus-value, l'année de sa naissance, était taxée seulement sur sa valeur réelle et non sur sa valeur nominale, tandis que l'escompte appliqué était taxé au cours des exercices d'imposition ultérieurs.
Aan de laatstvermelden werd dan wel, overeenkomstig de rechtspraak van het Hof van Cassatie en artikel 27bis, § 2, c), 2°, van het koninklijk besluit van 8 oktober 1976 met betrekking tot de jaarrekening van de ondernemingen, de mogelijkheid verleend om, wanneer de stopzettingsmeerwaarde tevens diende te worden beschouwd als een renteloze en in de toekomst opeisbare schuldvordering, een disconto in aanmerking te nemen, zodat de meerwaarde, in het jaar van zijn ontstaan, enkel werd belast op de werkelijke waarde en niet op de nominale waarde, terwijl het toegepaste disconto in de daaropvolgende aanslagjaren werd belast.