Après un premier examen, la Commission a annoncé en juin 1992 (voir IP(92)496) que, bien qu'elle n'ait pas d'objection à formuler à l'encontre de l'entreprise commune PG-FATER en ce qui concerne les produits pour incontinents adultes et les produits d'hygiène féminine, elle ne pouvait cependant pas donner son aval à l'opération en raison de la croissance continue de la part de PG sur le marché des couches pour bébé.
Na deze zaak een eerste keer te hebben behandeld, kondigde de Commissie in juni 1992 (zie IP(92)496) aan dat zij zich weliswaar niet zou verzetten tegen de joint venture van PG en FATER op het gebied van produkten voor incontinentie bij volwassenen en voor de vrouwelijke hygiëne, maar dat zij de transactie niettemin niet positief kon beoordelen vanwege de voortdurende toename van het aandeel van PG op de babyluiermarkt.