On distingue les dispositifs à vocation non identifiante, qui contrôlent par exemple la fluidité du trafic (réglage de la cadence des feux de circulation, détournement de trafic, ...), des dispositifs à vocation identifiante tels que ceux destinés à la constatation d'infractions au code de la route (radars).
Men onderscheidt de niet identificerende installaties, ter controle van bijvoorbeeld de doorstroming van het verkeer (het regelen van het interval van verkeerslichten, verkeersomlegging, ...), identificerende installaties zoals die voor het vaststellen van overtredingen van het verkeersreglement (radars).